gens het derde gebruik heeft men waarzeggers over het beraamde
huwelyk te raadplegen en den ouders van ’t meisje van de günstige
voorteekens berigt te geven. Ten vierde zendt men zij-
den stoifen en andere geschenken ,toe ten bewijze, dat men
tot het huwelijk stellig besloten is. In de vijfde plaats wordt de
trouwdag vastgesteld. Ten zesde moet men voor de bruid uit-
gaan om haar in de woning van hären gemaal te brengen. Bij
dit alles zijn eene menigte nietige gebruiken te volgen, die naauw-
keurig moeten worden in acht genomen. Alles wordt naar de re-
gels der strengste etiquette vooraf bepaald, inzonderheid de formulieren,
waarvan men zieh bij het regelen der voorwaarden bedient,
de woorden, die daarbij moeten gesproken worden, en de
begroetingen en heilwenschen. Bij al deze ceremonien speelt de
familie der bruid eene zeer bescheidene en ondergeschikte rol.
Wanneer b. v. de vader des bruidegoms naar den naam van het
meisje vraagt, antwoordt de vader van dit: „Ik heb met hoogachting
de bewijzen der goedheid ontvangen, welke gij voor mij
hebt. Gij doet mijner dochter de eer aan, dat zij de gemalin
van uw zoon mag worden; uit deze keuze zie ik, dat gij „mijne
arme en koude familie” hooger acht dan zij verdient. Mijne
dochter is een plomp schepsel zonder geest, en mij heeft het aan
talent ontbroken om haar goed op te voeden; niettemin zal het
mij tot roem strekken, als ik u in deze aangelegenheid gehoor-
zaamheid mag betoonen. Gij zult op een bijzonder papier den
naam mijner dochter benevens den naam harer geboorte vinden,
en dan ook den naam harer moeder.” — Bij het ontvangen der
geschenken en als hem daarbij de tot de bruiloft vastgestelde dag
bekend gemaakt wordt, luidt het hem voorgeschreven antwoord:
„Ik ken thans uw laatste besluit. Gij wilt, dat de bruiloft plaats
hebbe; mij doet het echter leed, dat mijne dochter niet zoo op-
gevoed is, als wel te wenschen was. Ik ben bezorgd, dat zij
tot niets regt deugt; intusschen wil ik u gehoorzamen, daar de
voorteekens günstig zijn. Ik neem uw geschenk aan, groet u en
keur goed, dat de bruiloft op den bepaalden dag plaats hebbe.”
Op den trouwdag trekt de bruigom kostelijke kleeren aan.
In de huiskapel, waar de verwanten voor de geslachtstafels ver-
zameld zijn, knielt hij neder en werpt zieh met het gezigt ter
aarde. Yoor de tafels branden reukwerken en aan de voorvaders
wordt van de belangrijke familiegebeurtenis kennis gegeven. De
ceremoniemeester verzoekt den vader, op eenen bijzonderen zetel
plaats te nemen. Vervolgens wordt den op de knien liggenden
zoon eene schaal met wijn gereikt; hij sprenkelt eenige droppels
als drankoffer op de aarde en maakt, voordat hij drinkt, drie
kniebuigingen voor zijn vader, die hem zegt: „Nu mijn zoon,
haal dan uwe vrouw; ga steeds met överleg en omzigtigheid te
werk.” De zoon werpt zieh hierop tot viermaal toe voor den vader
neder en antwoordt, dat hij gehoorzamen zal. Hij stapt in
eene draagkoets, die reeds voor het huis klaar staat, en vrienden
en dienaren gaan met gekleurde lantarens vooruit. Dit gebruik heeft
men in eere gehouden, omdat in oude tijden de bruiloft bij nacht
gevierd werd. Ten huize der bruid houdt hij bij du ingangspoort
tot den tweeden hof stil en wacht, tot de schoonvader hem komt
inhalen. Hier hebben alsdan weder soortgelijke ceremonien plaats.
Na het plengoffer en het ledigen van de schaal met wijn knielt
de bruid voor hären vader, die haar inprent, dat zij voortaan
stipt aan de bevelen harer schoonouders heeft te gehoorzamen.
Alsdan zet de moeder haar een bloemkrans op het hoofd, van
welken een lange sluijer neerhangt, die haar het gezigt bedekt.
Zij spreekt daarbij: „Wees nu goedsmoeds, mijne dochter, en
schik u naar den wil van uwen echtgenoot.”
Alsdan wordt de bruidegom plegtig ontvangen. De trein
dringt tot in het midden van den tweeden hof door, waar de
bruigom neerknielt en zijnen schoonvader een wilde eend aanbiedt.
De ceremoniemeester brengt die aan de bruid over. Thans ontmoeten
de verloofden elkaar voor de eerste maal, begroeten elkaar
met de meeste deftigheid, maken zeer diepe buigingen
en vallen eindelijk beiden op de knien om hemel en aarde te aan-
bidden. Het schijnt wel, dat dit het hoofdpunt van de gansche
ceremonie is en als het eigenlijk symbool der huwelijksvereeniging
moet aangemerkt worden; want om aan te duiden, dat iemand
getrouwd is, zegt men in het gemeene leven: „Hij heeft hemel
en aarde aangebeden.” De verloofden blijven een poosje geknield
liggen, waarna de bruid naar een met rozeroode zijde overtrokken
palankijn wordt geleid. Als nu ook de bruidegom in zijn draag-
zetel is gestegen, stelt de trein zieh in beweging. Deze is thans
vrij wat talrijker dan eerst, daar nu ook allerlei huisraad, stoelen,
bedden en soortgelijke meer, worden meegenomen. De bruigom
stapt voor zijn huis uit en verzoekt zijne vrouw, binnen te tre-
den, waartoe hij haar vooruit gaat naar het binnenste hofplein,
waar het bruiloftsmaal staat opgedragen. Eerst tbans neemt de