werd verbannen. Aan dat bevel werd gevolg gegeven en de
strafschuldige draak bevond zieh reeds onderweg in de steppen van
Mongolie, om verder naar de grenzen van Turkestan in bailing-
schap te worden gesleept, toen de gezamenlijke ambtenaren in de
hoofdstad Peking medelijden met hem kregen, in plegtigen optogt
naar den keizer trokken, zieh voor hem neerwierpen en genade
smeekten voor den armen draak. Kia-king herriep dan nu ook
zijn edict en zond den banneling renboden na, die hem terug-
haalden. Hij werd in zijne waardigheden hersteld, onder voor-
waarde, dat hij in het vervolg beter zijn pligt zou doen. Ove-
rigens gelooven de Chinezen zelven niet meer aan deze belagchelijke
bijgeloovigheden, maar toch houden zij de ceremonien in stand,
wijl ze eens zoo gebruikelijk zijn en zij niet gaarne iets afschaffen,
wat door hunne voorvaderen verordend is.
ZESDE HOOEDSTUK.
Verdere reis längs een gevaarlijken weg. — Leang-schan, eene stad
van de derde Masse. — \ Oneenigheid met de stedelijke mandarij-
nen. — Be Christenen. — Bene teregtzitting onder de leiding der
missionarissen. —■ Vrijspraalc van een Christen en veroordeeling
van een mandarijn. ■—\ Triomferend verlöten wij Leang-schan. —
Be toestand der vrouwen in China, die geen ziel hebben. —
Aankomst te Tao-tschang. — Herberg „In de gelukzaligheden.” —
Scheepvaart op de Blaauwe Rivier. — Tooneel en comedianten
in China.
T e Tschang-tscheoe-hien kregen wij palankijndragers, veel groo-
ter en krachtiger, dan wij tot hiertoe ergens gehad hadden, en zij
bragten ons verwonderlijk snel over weg. Van hier af hadden wij
trouwens zeer bezwaarlijke en voor een deel zelfs gevaarlijke wegen
voor ons. Het land verkreeg weder een bergachtig aanzien,
was door diepe kloven doorsneden, en de smalle paden met hun
door den regen glibberigen leemen bodem waren moeijelijk begaan-
baar. Uitstijgen was ondoenlijk; wij moesten ons dus op de
krachtige beenen onzer dragers vertaten, die ons dan ook met
verwonderlijke behendigheid bergop en bergaf droegen. Bij het
opklimmen werden doorgaans een dozijn lieden voorgespannen,
dat is, zij moesten aan twee touwen den palankijn optrekken,
wijl de dragers alleen daar niet toe in staat waren. Bij het neer-
dalen werden de touwen achter aan de draagzetels vastgemaakt
en de arbeiders hielden ze strak, opdat de palankijn met de dragers
niet te snelle vaart nemen en omver tuimelen zou. Het is
gebruikelijk, het volk tot zulke handdiensten onderweg te pressen.
De geregtsdienaars, die eenen mandarijn op reis als geleide toe-
gevoegd zijn, halen de eerste de beste arbeiders of houthakkers in