YEERTIENDE HOOEDSTUK.
Woning in eene Meine pagode. — Oe-tschang-foe, hoofddad van Hoe-
pd. — De chinesche nijverheid. — Verval der handwerken en
oorzaken daarvan. — Tentoomtellingen van voorwerpen van kunst
en nijverheid. —• Handelsverbindtenissen met het buitenland. —
De linnenlandsche handel in China. — Rentestandaard. — Ver-
eeniging van geldmannen. — Groote stapelplaatsen in het middel-
pm t der rijks. — Het kanaalstelsel. — Invloed der sapeke. —
De kleinhandel.
T e Oe-tschang-foe had men ons in eene kleine pagode gebragt,
die eerst onlangs geheel afgebouwd en nog niet door bonzen be-
trokken was. Het was in dit huis nog alles zindelijk, maar wij
kregen slechts eene kleine kamer, die door eene enkele opening
in den muur alle lucht en licht moest ontvangen. De hitte in
dit vertrek was onuitstaanbaar en wij beklaagden ons er bitter
over. Al de mandarijnen, die ons bezochten, verklaarden, dat
er onverwijld raad behoorde te worden geschaft; maar dat was
ook alles, want wij bleven in dat zweetbad en leden thans reeds
straf genoeg voor ons onverstandig gedrag te Han-yang. De
kleine mandarijn immers. die ons van daar over de rivier naar
Oe-tschang-foe geleiden moest, had zekerlijk niet verzuimd, aan
de mandarijnen dezer stad te zeggen, dat wij ons als goede slokkers
zeer gemakkelijk tevreden lieten stellen. Dien ten gevolge bleven
al de bemoeijingen van onzen meester Ting dan ook zonder eeni-
ge vrucht. Wij zagen wel i n , dat wij van nu af niet de minste
toegevendheid meer mogten betoonen; want de mandarijnen zijn
tiranniek tegen iedereen, die hun het hart niet klein weet te ma-
ken. De kwaadwilligheid van de overheid liet zieh ook uit het
volgende opmaken. Eenige maanden voor onze aankomst had
men een spaanschen missionaris in eene christelijke gemeente niet
ver van Oe-tschang-foe herkend en gevat, met ketens aan den hals
in de o-evangenis geworpen, meermalen verhoord en ten laatste
naar Macao opgezonden, overeenkomstig de verdragen, welke China
na den engelschen oorlog met de zeemogendheden gesloten had.
Wij waren niet zoo geduldig en onderworpen als die goede spaan-
sche pater. Op onze klagten gaf men ons te verstaan, hoe wij
ons zeer gelukkig mogten schatten, dat men ons op vrije voeten
liet en niet met ketens belastte; ja , de mandarijnen oordeelden
zelfs wel, dat wij blij en dankbaar moesten zijn, dat men ons
niet reeds een hoofd korter had gemaakt. — l)it moest anders
worden, en te dien einde ontwierpen wij ons plan.
Onze cel was zoo eng en zoo drukkend heet, dat men het
daarin niet uithouden kon, en daarom slenterden wij in de stad
rond, vergezeld van meester Ting, die zieh van deze barbaren
in Hoe-pe ver weg in zijne lieve provincie Sse-tschoeen wenschte.
Om de opmerkzaamheid van het volk niet te veel te trekken,
moesten wij den gelen jas en rooden gordel afleggen. Wij ken-
den Oe-tschang-foe overigens reeds van vroeger. Deze geweldige
stad in het middelpunt des rijks aan de Blaauwe Eivier is een
der gewigtigste handelsplaatsen. Wij hebben reeds gezien, dat
Han-yang er tegenover op den anderen oever ligt; eene derde
groote stad, Han-keoe, d. i. „mond van den handel,” ligt nog
nader, aan de plaats, waar eene andere rivier zieh met den groo-
ten stroom vereenigt, nagenoeg onder de muren van Oe-tschang-
foe. Deze drie steden liggen in een driehoek, zoodat men uit de
eene de beide andere in het gezigt lieeft. De stroom verbindt
haar onderling en met het verdere China; ze zijn als ’t wäre het
commerciele hart van het rijk. Deze drie steden hebben eene be-
volking van bij de acht millioenen zielen. Wie zieh een begrip
van de belangrijkheid en levendigheid van den chineschen binnen-
landschen handel wil maken, moet Han-keoe, Han-yang en Oe-
tschang-foe bezoeken.
China is een ongemeen vruchtbaar, aan voortbrengselen van
allerlei aard onmetelijk rijk land, en zijne bewoners zijn in den hoog-
sten graad bedrijvig en ondernemend. Hunne industrie is inder-
daad bewonderenswaardig ten opzigte van a l, wat nlgemeen nut-
tige dingen en de gemakken des levens betreft. Bij hen verliest
zieh de oorsprong van alle nuttige kunsten en vaardigheden in
den nacht der tijden; vele uitvindingen worden aan personen toe-
geschreven, wier historisch bestaan door de geschiedschrijvers in
4*