verklären, dat in revolutietijden de strijd zeer hardnekkig is en
aanhoudt, tot door schitterende uitkomsten en blijkbare meerderheid
den onderdanen duidelijk wordt, wat des Hemels wil is. Oordee-
len zij zulk een teeken ontvangen te hebben, dan gehoorzamen zij
voortaan gewillig en zonder tegenspraak voor langen tijd aan het
nieuwe gezag. De Hemel had een vertegenwoordiger,0 O * een aanocenomen
zoon; maar hij verliet hem en onttrok hem de volmagt;
hij verkoor eenen anderen, wien men voortaan gehoorzamen moet.
Ziedaar het gansche stelsel. Uit dien hoofde noemt de pretendent,
die tegenwoordig voor de Mandschoedynastie zoo gevaarlijk i s , zieh
ook Tien-te: de hemelsche dengd.
De keizer heeft als zoon des Hemels, en gevolgelijk als „vader
en moeder” des rijks, gelijk de Chinees zieh uitdrukt, er een regt
o p , door al zijne kinderen geacht en geeerbiedigd te worden; zij
zijn hem als ’t wäre hulde en vereering verschuldigd. Zijne op-
permagt is onvoorwaardelijk; hij geeft wetten en schaft die af;
hij schenkt aan de mandarijnen voorregten en vernedert hen; hij
alleen heeft regt over leven en dood; alle administratieve en reg-
terlijke gezag gaat van hem uit; in het gansche land staat alles
ter zijn er beschikking; in een woord: de Keizer is de Staat. Zijne
magt is zonder perken, en hij kan haar overdragen aan wien hij
wil en onder zijne zonen naar welgevallen zijn opvolger kiezen, daar
hij door geene wet op de erfopvolging gebonden is. Het hoogste
gezag is dus in China in alle opzigten absoluut, maar daarom
toch nog niet despotisch. Het staat daar als het middelpunt
van het geheel. De keizer is het opperhoofd eener groote fami-
lie; zijne onbeperkte magt houdt hij niet voor zichzelf, maar hij
draagt die aan zijne ministers over, die op hunne beurt daarvan
weder zoo veel als dienstig schijnt aan de overige ambtenaren af-
staan. De onderafdeelingen breiden zieh allengs en trapsgewijze
tot groepen van familien en individuen uit, wier natuurlijke hoof-
den de vaders zijn; allen zijn te zamen aansprakelijk. Doordien het
absolute gezag zieh in zoo vele kanalen verdeelt, houdt het op, al te
gevaarlijk te zijn. Ook houdt het overgeleverde gebruik den keizer
binnen zekere perken, en hij zou de erkende regten zijner onderdanen
nooit openlijk kunnen aanranden, zonder het algemeene mis-
noegen op zieh te laden. Voorts staan hem een geheime raad en
een algemeene raad ter zijde, welker leden de bevoegdheid hebben om
voorstellen tot hem te rigten betreffende alle punten, die met onder-
werpen van algemeen of bijzonder belang in verband staan; en uit de
chinesche jaarboeken blijkt, dat deze censoren zieh niet zelden met Iof-
felijke vrijmoedigheid en nadruk van hunnen pligt gekweten hebben.
Eindelijk is ook de keizer, hoewel zoo lang hij leeft het voorwerp
van diepe vereering, toch na zijnen dood aan eene vierschaar on-
derworpen, wier goed- of afkeuring zieh aan zijnen naam hecht
en met dezen tot het nageslacht overgaat.
Het zwaarste tegenwigt vindt de magt des keizers in de ver-
eeniging der geleerden. Deze is eene overoude instelling, die al-
thans tot in de elfde eeuw voor de christelijke jaartelling opklimt
en nog heden op een zeer vasten grondslag rust. Men kan veilig
zeggen, dat deze een wezenlijken en onmiddellijken invloed op
het geheele staatsbestuur uitoefent. De keizer moet zijne bur-
gerlijke ambtenaren uit den stand der geleerden nemen en zieh
daarbij aan de rangen of klassen binden, die door de afgeno-
men examens zijn bepaald. Elk Chinees heeft het regt om zieh
voor het examen tot den derden rang der geleerden aan te ge-
ven; verkrijgt hij dezen, dan kan hij zieh voor den tweeden
rang laten examineren, en eindelijk ook voor den eersten. Dezen
laatsten moet hij bezitten, om hooge staatsambten te kunnen
bekleeden.
Volgens de wet is de keizer eigenaar van al den grond in
het rijk. Dat is hij echter slechts in de theorie; daar het vaste
eigendom in China op even hechte grondslagen steunt als in Europa.
De regering heeft het regt van onteigening in werkelijkheid alleen
tegenover dezulken, die in het betalen der rijksbelastingen ten
achteren zijn, of tegenover staatsmisdadigers. De dorpen zijn voor
de opbrengst der rijkslasten solidair aansprakelijk. Aan hun hoofd
staat een schout, de sicm-yo, die krachtens algemeen stemregt
verkozen wordt. Misschien is wel in geen ander land de gemeente
zoo voortreffelijk ingerigt als juist in China. De schoot
wordt met volle vrijheid door zijne medeburgers benoemd, zonder
dat de keizerlijke ambtenaren eerst een candidaat voordra-
gen of op de stemming eenigen invloed zoeken uit te oefenen.
Iedereen is kiezer en verkiesbaar; in den regel benoemt men een
man van rijpen leeftijd, die om zijn karakter en vermögen in het
dorp in aanzien staat. Wij hebben meer dan een van deze chinesche
dorpsschouten leeren kennen en kunnen verzekeren, dat zij
zieh over het algemeen het in hen gestelde vertrouwen waardig
betoonden. De tijd van hun ambtsbestuur is op de eene plaats
korter, op de andere langer. 2ij zijn met de uitvoering der