TWEEDE HOOFDSTUK.
Onderhoud met den voorzitter van den Bloemtuin. — Herberg in het
tribunaal van een vrederegter. — Gesprek met twee hooge amb-
tenaren. — Men voegt ms twee eere-mandarijnen toe. — Er wordt
eene plegtige vierschaar over ons gespannen. —■ Berigt aan den
keizer. — Kerkelijke verordeningen ter gunste der Christenen. •—*
Audientie big dm viee-koning.
Tsching-toe-foe, hoofdstad der provincie Sse-tschoeen, is in
drie prefecturen of ambten verdeeld; onder deze staat de policie
en het bestuur der gansche stad. Ieder prefect, hoofdambtenaar,
voorzitter, heeft een regthuis, waar hij de voorkomende zaken
beslecht. Daar heeft hij ook zijne familiewoning, en datzelfde
geldt van zijne raden, schrijvers, trawanten en talrijke dienaren.
De prefectuur, waar men ons bragt, heette Hoa-yoeen, d. i. de
Bloemtuin. De voorzitter er van was een mandarijn van omtrent
veertig jaren, klein en zeer dik; zijn rond gezigt was als een
bolle vleeschklomp, waaronder de neus en de schuin gespleten
oogen geheel verdwenen. Wij lazen juist eenige op den wand geschil-
derde mandschoerische kernspreuken, toen hij binnenkwam. Hij
vroeg ons zeer minzaam, of wij die taal verstonden. Wij bragten
dadelijk eene tweeregelige zinspreuk voor hem in het chineesch
over. Zij luidde
„ Als gij u in de eenzaamheid bevindt, denk dan över
uwe eigene gebreken na.
„Verkeert gij met menschen, hoed u dan, over de gebreken
van uwen naaste te spreken.”
De mandarijn was een Mandschoe en even verrast als ver-
blijd, dat wij de taal der veroveraars van China verstonden. Hij
verzocht ons, op een divan van roode zijden stof plaats te nemen.
Wij keuvelden over letterkunde en aardrijkskunde, over wind en
weder, over barbaarsche en geciviliseerde landen, maar van onze
eigene zaak werd geen woord gerept, behalve alleen, dat de mandarijn
zeide, dat hij ons eene betamelijke woning zoude aanwijzen,
en hevig tegen den Muzelman uitvoer, die ons in gewone her-
bergen had ingekwartierd. Bij ons weggaan vonden wij voor de
deur veel gemakkelijker draagzetels, en ons geleide was anders
zamengesteld. Onze nieuwe woning lag in eene nog vrij afgele-
gene stadswijk, in het geregtsgebouw van de tweede klasse. Elk
van ons kreeg een net gemeubeleerd vertrek met eene spreekka-
mer, terwijl verder ook het gansche tribunaalsgebouw met zijne
hoven, tuinen en een fraai uitzigt tot onze beschikking stond.
Den volgenden morgen ontvingen wij van den prefect van
den Bloemtuin een lang breed papier van roode kleur; het was
eene uitnoodiging tot het middagmaal. Tegen het bepaalde uur
lieten wij ons er heendragen. De tribunaalsgebouwen hebben uit-
wendig niets opmerkelijks; alles is gelijkvloers; alleen het versierde
dak met de vaantjes doet zien, dat men geen gewoon huis voor
zieh heeft. Het tribunaalsgebouw ligt altijd binnen een muur be-
sloten, die bijna zoo hoog is als het huis zelf. Daarbinnen ziet
men ruime hoven, groote zalen en soms regt fraaije tuinen. Stout
en grootsch is alleen de opvolging van vier tot vijf portalen, door
welke de hoven van elkaar gescheiden worden. Ze zijn met zeer
groote historische of mythologische figuren wel vrij plomp, maar
in zeer levendige kleuren beschilderd. Deze portalen hebben vleu-
geldeuren en zijn op die wijze gerangschikt, dat het eene in regte
lijn achter het andere ligt, zoodat men met een oogopslag door
alle heenzien kan. Op deze wijze vormen zij een breeden corri-
dor, die achter uitloopt op de groote zaal, waarin de regter zijne
vonnissen velt of verkoopt. Daar ziet men op eene verhevenheid
eene groote, met een rood kleed overdekte tafel, en aan de wanden
hangen nevens wapens ook marteltuigen. De mandarijn zit
achter die tafel; de raden, schrijvers enz. staan aan weerszijden.
Het portaal is voor het publiek, voor de aangeklaagden, de ge-
tuigen en de geregtsdienaars. Achter de gehoorzaal zijn de woonver-
trekken van den mandarijn. Het regtsgebouw bevat soms ook de
gevangenissen, die zieh dan doorgaans in den eersten hof bevin-
den. Wij zagen eene menigte misdadigers, bleek en uitgeteerd,
in lompen gehuld, met het halsblok over den schouder of met
ketens beladen.
I. 3