soeuische illusie is nergens eenig spoor. De decoratien zijn vast
en worden in den loop der voorstelling niet veranderd. Dus zou
'men dan ook niet weten, waar het sink speelt, indien de acteurs
dit niet zelven aan bet publiek zeiden en nu en dan ophelderende
aanmerkingen lieten invloeijen, om de toehoorders beter op de
hoogte te houden. Yoor op het tooneel is een valluik, waaruit
de bovennatuurhjke personaadjes te voorschijn komen en dat men
de „poort der demons” noemt.
De Chinezen hebben vele voor een deel zeer rijke verzame-
lingen van comediestukken, waarvan enkele ook in europesche
talen zijn overgebragt. Een geleerd sinoloog, Eduard Biot, cha-
racteriseert al deze stukken als zeer eenvoudig in aanleg en han-
deling; de acteur zelf kondigt het publiek aan, welk een persoon
hij voorstelt; de verschillende tooneelen zijn niet door overgangen
met elkaar verbonden en vuile, flaauwe aardigheden met ernstige
dingen vermengd. De dramatische kunst is zelfs in Peking en
Canton nog in hare kindschheid. Deze omstandigheid is zeker
hoofdzakelijk daaraan toe te schrijven, dat de tooneelspelers eene
zeer ondergeschikte betrekking hebben; zij zijn eigenlijk slechts
loondienaars, die door den een of anderen ondernemer gehuurd worden,
en moeten, om hun ellendig leven te rekken, voor eene on-
wetende menigte speien. De chinesche drama’s — als zij zoo
heeten mögen — hebben als kunstwerk voor den europeschen lezer
weinig waarde, maar zijn voor de kennis van de zeden en het
volksleven in China van onschatbaar veel belang.
De comedianten zijn niet aan een vast 'tooneel verbonden,
maar zoeken als zwervende benden een tijdelijk verblijf, gaan*
waar zij ontboden worden, en nemen hunne costumes en decoratien
mede. Deze rondreizende troepen leveren eene eigenaardige
vertooning op en hebben veel overeenkomst met onze benden
Heiden3. Zij reizen liefst te water, wijl dat minder kost dan tog-
ten te land. Men huurt zulk een troep voor een bepaalden tijd°;
de ondernemer is menigmaal een mandarijn of rijk burger; doch
doorgaans vormt zieh eene vereeniging, die voor eene bepaalde
wijk of dorp de comedianten in dienst neemt; want comedie moet
overal en bij alle gelegenheden gespeeld worden, b. v. wanneer
een mandarijn een rang hooger bevorderd wordt, als de oogst
goed uitvalt, als iemand eene bijzonder winstrijke zaak gedaan
heeft, na het afwenden van een dreigend gevaar, om regen of
droogte te doen ophouden, als eenige gebeurtenis van belang,
om ’t even gelukkig of ongelukkig, voorvalt, enz. In dit of dat
district komen ettelijke aanzienlijke lieden en ambtenaren overeen,
dat zoo en zoo veel dagen lang comedie zal worden gespeeld, en
de kosten worden alsdan verdeeld, zoo niet de een of ander bijzonder
persoon alles betaalt, om daardoor een blijk van zijne
mildheid te geven. Bij gewigtige handelszaken wordt doorgaans
nog afgesproken, dat na ’t sluiten van den koop de kooper of
verkooper zoo en zoo veel comediestukken op zijne kosten zal laten
vertoonen. Ook verdeeldheden tusschen bijzondere personen
geven aanleiding tot voorstellingen; de scheidsregters verklären ge-
woonlijk, dat hij, wien zij ongelijk geven, eenige malen comedie
moet laten speien. Toegangsprijzen betaalt het volk niet. In de
groote steden vinden, gelijk reeds gezegd i s , vertooningen op alle
tijden van den dag plaats, op de dorpen slechts nu en dan;
evenwel zijn de landlieden daarop zoo verzot, dat zij na gedaan
dag werk uren ver loopen, om in een naburig dorp comedianten
te zien speien. De toeschouwers bevinden zieh daarbij altijd
in de open lucht en de ruimte voor hen is niet afgeperkt;
ieder zoekt plaats, waar hij die best vindt, op straat, in boomen
of op daken. ’t Is een algemeen gepraat en gelach; men
rookt, eet en drinkt; de kleine verkoopers van eetwaren en snoe-
perijen dringen zieh door de menigte en brengen hunne meloen-
pitten, suikerriet en gebraden aardappelen aan den man. Eluiten
en applaudisseren kent het chinesche publiek niet. Vrouwen mögen
niet op het tooneel verschijnen. Vrouwenrollen worden altijd
door jongelingen gespeeld, die zieh weten op te schikken en hunne
stem te veränderen, dat de gelijkenis sprekend is. Het koord-
dansen en kunstrijden staat nogtans aan de vrouwen vrij, en ’t is
verwonderlijk, tot wat hoogte deze het, vooral in de noordelijke
provincien, op dit gebied van „kunst” gebragt hebben. Het is on-
begrijpelijk, hoe zij met hare kleine voeten op een gespannen
koord gaan en de zwaarste rijderskunststukken staande verrigten
kunnen. De goochelaars vertoonen eene zoo groote handigheid,
dat onze vermaardste europesche „magiers” over sommige hun-
ner kunsten verbaasd zouden staan.