nees schrijft zijne brieven gewoonlijk op praclitpapier, waarop vo-
gels, bloemen, kapellen en mythologische figuren met roode of
blaauwe kleur gedrukt zijn ; de chinesche schriftteekens komen
daartegen met hun donker zwart zoo goed u it, dat zij zeer ge-
makkelijk in het oog vallen. Wij vroegen onzen vriend, of die
jongen met zijne moeder dan zoo goed bekend was, dat liij zon-
der iets in plaats van den zoon aan haar schrijven kon. — „0
neen, hij kent haar in het geheel niet.” De zoon zelf wist trou-
wens ook n ie t, of zijne eigene moeder nog in leven dan wel
reeds lang overleden was. Wij vroegen hem, hoe onder zulke
omstandigheden zijn leerling met mogelijkheid in staat was, den
brief te schrijven, en kregen tot antwoord: „Weet hij dan niet,
wat hij te zeggen heeft? Hij is reeds langer dan een jaar met
schriftelijke opstellen en stijloefeningen bezig, kent eene menigte
elegante formulieren en weet volmaakt goed, wat een zoon aan
zijne moeder te schrijven heeft.” — Daartegen viel natuurlijk niets
in te brengen. De scholier kwam spoedig terug, bragt een brief
in een zeer sierlijken omslag, en had dien ook maar dadelijk ver-
zegeld. De voortreffelijke zoon gaf zieh niet eens de moeite, de
zalvingrijke betuigingen van teederheid en hoogachting door te
lezen; hij had immers die formulieren zelf aan den jongen geleerd.
Evenwel schreef hij het adres eigenhändig, wat ons eigenlijk over-
tollig voorkwam; want deze brief kon gevoegelijk aan ieder moge-
lijke moeder in het Hemelsche rijk ter hand gesteld worden en
paste voor alle.
’sAvonds kwamen wij te Hoang-mei-hien, eene stad van de
derde klasse. Zij ligt aan eene kleine rivier niet ver van den
keizersweg, en heeft wegens de nabijheid van het Poe-yang-meer,
de Blaauwe Bivier en den grooten weg naar Peking een zeer levendig
handelsverkeer. E r zijn magazijnen voor al de artikelen,
die van het noorden en zuiden komen, om naar de hoofdstapel-
plaats Han-keoe vervoerd te worden. Hoang-mei-hien was ons
laatste nachtkwartier in de provincie Hoe-pe, en wij werden daar
zoo schitterend behandeld als slechts ergens in Sse-tschoeen. Het
scheen, of de mandarijnen hun best wilden doen, om ons de vele
wederwaardigheden der vier laatste weken te doen vergeten. Het
gemeentepaleis was op eene keurige wijze voor ons opgesierd;
buiten de lantarens,, de gordijnen van roode zijde en de vele zin-
spreuken aan de wanden, stonden in vele vertrekken welriekende
bloemen, en de bezoeksceremonien werden uiterst streng in acht
genomen; de mandarijnen en aanzienlijkste inwoners der stad versehenen
in staatsiegewaad; men maakte vele buigingen, kraamde vele
ijdele woorden uit, en ’s avonds werden wij op een fraai vuurwerk
en eene siechte muziek vergast. Dat vuurwerk bestond uit eene
geweldige menigte zwervers, die in dikke trossen aan bamboezen
staken °hingen en wier geknal en gekraak geen oogenblik ophield.
Daartusschen vielen dreunende kanonschoten. De pronkstukken
der chinesche vuurwerkerskunst bevonden zieh nogtans aan de hoe-
ken van den hof, t. w. draken, serpenten en andere fabelachtige
gedierten, die uit volle kaken vuur spuwden. Ook bonte raketten
Stegen hoog in de lucht en lieten een vuurregen neervallen. Het
best beviel ons het kleine vuurrad, dat de Chinezen eene vliegen-
de zon noemen. Het wordt in een grooten schotel gelegd, dien
men op den grond zet; doch zoodra het is aangestoken, draait
het met snelheid rond, schiet bonte vonken naar alle zijden u it,
vliegt dan plotselijk in onophoudelijke maling hoog in de lucht en
laat°een wonderfraaijen, bonten vuurregen neerspatten.
De Chinezen hebben zieh altijd veel bezig gehouden met het
kruid, dat zij lang voor de Europeers kenden; doch bij vuurwerken
zijn zij beter op hunne plaats dan op het slagveld; zij waren eer vuur-
werkers dan artilleristen, en ook heden nog hebben zij veel meer
met zwervers dan met kanonnen op. Geen feest zonder vuurwerk;
het speelt eene groote rol bij geboorten en begrafenissen, en bij
de ontvangst van mandarijnen, bij vriendenbijeenkomsten, bij
theatrale voorstellingen, steeds en overal moet geschoten worden.
Niet alleen in steden, maar ook in dorpen ziet men dagelijks,
zoowel in den zonneschijn als bij donkeren nacht, vuurpijlen opstij-
gen of hoort zwervers knallen. In de armzaligste gebuchten, waar
bijna niets te eten was, vonden wij toch overal meloenpitten en
zwervers.
De muziek der Chinezen komt met hunne vuurwerken in hoe-
genaamd geene vergelijking. Op dien schitterenden avond te Hoang
mei-hien had men zeker alles bijeengebragt, wat de gansche
stad aan kunstenaars rijk was. Het orkest was rijk bezet en de
verscheidenheid der instrumenten niet gering; wij bemerkten kla-
rinetten, fluiten, violen, strijk- en blaasinstrumenten van alle mo-
gelijke soort met gaten en kleppen, en van zoo eigenaardigen
vorm, dat wij ze onmogelijk nader beschrijven kunnen. De chinesche
muziek heeft iets zachts en zwaarmoedigs, dat aanvankelijk
zeer voldoet, misschien wijl het voor den Europeer zoo vreemd