doch de straten zijn breed en vry zindelijk, de magazijnen en Winkels
prächtig'. In het algemeen is Nan-tschang-foe, naast Tsching-
toe-foe in Sse-tschoeen, de regelmatigste en fraaiste stad, welke
wij in het chinesche rijk gezien hebben, en zij drijft een aanzien-
lijken handel, niettegenstaande Kiang-si als eene arme provincie
beschouwd moet worden, die geen graan genoeg oplevert voor
haar eigen verbruik. De plaats ligt echter aan den grooten weg,
die de hoofdmiddelpunten der handelsbeweging verbindt, t. w,
Canton, Nanking, Han-keoe en Peking. Het gansche goederenver-
voer tusschen het noorden en het zuiden gaat over Nan-tschang-foe.
Aan voortbrengselen van den landbouw is Kiang-si, gelijk ge-
zegd-is, niet rijk; doch het bevindt zieh sinds eeuwen in het be-
zit van den gewigtigsten tak der chinesche nijverheid, de porse-
leinfabricatie, waarvoor Nan-tschang-foe de natuurlijke stapelplaats
is. Men vindt daar verscheiden ongemeen groote magazijnen van
alle bedenkelijke voorwerpen in porselein. Op uitgestrekte schaal
heeft deze fabricatie vooral in King-te-sching plaats. Ten oosten
van het Poe-yang-meer aan eene zieh in dat meer uitstortende
o-roote rivier gelegen geldt die plaats in China niet voor eene
eigenlijke stad, wijl zij niet door muren omgeven is. Desniette-
min heeft zij meer dan een millioen inwoners, die voor een groot
deel met porseleinmaken den kost verdienen. Meer dan vijfhon-
derd fabrieken met over de duizend ovens zijn onafgebroken in
werking; er heerscht overal eene onbeschrijfelijke bedrijvigheid en
des nachts schijnt de gansche plaats in vnur en vlam te staan.
Ook in de porseleinfabrieken is , gelijk bij alle chinesche bedrijven,
de arbeid tot in het oneindige verdeeld: aan ieder’ arbeider is
eene bijzondere taak toegewezen. Deze teekent eene bloem, gene
een vogel, de een legt eene blaauwe kleur o p , de andere eene
roode. Een porseleineh vaas gaat door de handen van althans
vijftig werklieden, voordat zij in den handel komt. Door den pater
d’Entrecolles , die in het begin der achttiende eeuw met de
missie in Kiang-si belast was, King-te-sching dikwijls bezocht en
daar eene menigte arbeiders tot het Christendom bekeerde, zijn
uitvoerige berigten over dezen tak van nijverheid naar Europa ge-
komen. Met behulp van zijne beschrijvingen en van vele stäaltjes
van kao-lin en pe-tun-tse, de hoofdstoffen, die bij de bearbeiding te
pas komen, is het eindelijk bij ons in Erankrijk gelukt, porselei-
nen vazen te vervaardigen, die de chinesche en japansche al zeer
nabij komen.
In China dagteekent deze fabricatie uit zeer hooge oudheid;
zij stond reeds tegen het begin der christelijke tijdrekening onder
de Handynastie in hoogen bloei, en bij de chinesche kooplieden,
die in oudheden doen, vindt men uit dien tijd nog heerlijke vazen.
Ze zijn niet zoo doorschijuend, als de jongere, maar het
glazuursel is fijner en de kleur levendiger. De liefhebbers hechten
groote waarde aan sommige porseleinsoorten, die thans niet
meer gemaakt worden, wijl het geheim verloren is gegaan. Zoo
heeft men b. v. dubbele schalen, waarbij het buitenste bekleedsel
als kantvverk vol fijne gaatjes, doch het binnenste (ligt en blinkend
wit is. Eene andere soort onderscheidt zieh daardoor, dat
de er op aangebragte figuren slechts te zien zijn, als de vaas,
kom of kop gevuld is. De teekeningen staan daar op de binnen-
zijde en de kleuren hebben de eigenaardigheid van onzigtbaar te
zijn zoo lang de vaas leeg blijft. Ook is er porselein, dat zieh
als gerimpeld vertoont. Tegenwoordig kan men dat niet meer zoo
goed als eertijds maken. Op de gansche oppervlakte vertoont het
gebroken lijnen, zoodat de geheele vaas uit loiiter stukjes zaam-
gelijmd en een mozaiek van keurig fijne bewerking schijnt. Het
geheim hiervan is met vele andere verloren geraakt. Bij het door-
lezen der chinesche jaarboeken zoude men bijna in den waan komen,
dat het porseleinmaken gedurende de vele omwentelingen
vier of vijfmaal verloren gegaan en telkens weder op nieuw ont-
dekt is.
Bariteitenverzamelaars geven zieh groote moeite om oude
porselein- en bronswerken bijeen te brengen. Men noemt zulke
dingen koe-toeng, d. i. oud werk, en waardeert ze als kunstwer-
ken maar vooral ook wegens hunne oudheid. De Chinezen weten
die koe-toeng zoo bedriegelijk na te maken, dat zelfs een geoefend
oog misleid worden kan. Menig, naar ’th e e t overoude, vaas be-
stond voor weinig maanden nog niet. De vervalscher neemt ge-
woonlijk eene stof van roodachtige kleur tot leem, boetseert die,
werpt het stuk in een zeer vettig vleeschnat en brengt het ten
tweeden male in den oven; naderhand begraaft hij de vaas in een
mesthoop, haalt die na veertig of vijftig dagen weder te voor-
schijn, en op die wijze fabriceert men oudheden uit den tijd der
Tuendynastie.
De porseleinarbeiders hebben hun bijzonderen beschermpatroon,
hunnen porseieinheilige. Eens verlangde een keizer porselein,
waartoe bij het model opgaf. Alle pogingen om dat naar wensch