lieid nevens dat van Gaan duidde de Begering aan, wijl deze al-
tijd opregt en regtuit handelen moet. Om het begrip Yriend uit
te drukken plaatsle men twee teekens, die Parels beduiden, naast
elkander. De meeste woorden hebben trouwens soortgelijke karak-
ters niet en hunne zamenstelling is doorgaans willekeurig; maar
toch zijn daaronder vele, welker nadere ontleding zeker zeer belang-
rijk zou zijn. De oude missionarissen hebben er sommige van ontleed;
evenwel blijft in dit opzigt nog veel te doen over; want in de zamen-
gestelde karakters zijn ontelbare overleveringen, zinspelingen en ver-
rassende toenaderingen vervat, mitsgaders treffende epigrammatische
trekken. Bene naauwkeurige nasporing daarvan zou ongetwij-
feld veel licht op de inzigten en meeningen der Volkeren van Oostazie
in de hooge oudheid werpen. Het is immers in deze symbolische uit-
drukkingen, dat de Chinezen, zonder daaraan te denken, hunne
zeden en hunne levenswijze hebben voorgesteld; de geschiedenis
vermeldt dienaangaande niets, wijl alles hier een voorhistorischen
tijd raakt.
Eerst werden de teekens met een metalen griffel op bamboes-
blaadjes geschreven. Zij verloren van lieverlede hunne oorspron-
kelijke gedaante, wijl de schrijver zieh het prenten gemakkelijker
wilde maken. De stijfheid der trekken werd sinds de derde eeuw
onzer jaartelling allengs meer en meer verholpen, nadat twee ge-
wigtige ontdekkingen het schrijven veel minder moeijelijk hadden
gemaakt. Men leerde namelijk papier uit de schors van den moer-
bezienboom en van bamboes bereiden, en ontdekte de bereiding
van de chinesche inkt. Sedert maakte de griffel voor het penseel
plaats. Nu werden weder veranderingen in de afzonderlijke
schriftteekens aangebragt, en zoo ontstond ten laatste het tegen-
woordige schrift met zijne vereeniging van regte en ligt ge-
kromde trekken, halen en lijnen. Al deze trekken laten zieh met
dünne en dikke penseelstrekken prenten en hebben bij al het forsche
toch tegelijk veel weeks en zachts. Een schrift moet stout
en sierlijk zijn, om fraai gekeurd te worden, en met hunne lange
magere vingers hanteeren de Chinezen het penseel met verras-
sende losheid en vlugheid. Zij plaatsen de schriftteekens onder
elkander in verticale rij; de lezer kan dus niet, gelijk bij horizontaal
schrift het geval is, een ganschen volzin met een enkelen oog-
opslag overzien. Zij beginnen hunne regels op de regter zijde
van het blad , en de titel hunner boeken staat derhalve op
de eerste bladzijde regts. Gelijk in zoo vele andere dingen
volgen zij ook hierin het tegenovergestelde van het europesche
gebruik.
Het getal der schriftteekens, die langzamerhand door de veree-
ni°in°- der trekken ingevoerd werden, beloopt in de chinesche woor-
denboeken tusschen de dertig- en veertigduizend; doch hiervan zijn
n a a uw e lijk s twee derden in gebruik, en rekent men er nog de syno-
mymen af, dan is eene kennis van vijf- tot zesduizend van die schriftteekens
tot het verstaan van den originelen tekst volkomen toerei-
kend. Men heeft wel eens beweerd, dat de Chinezen zieh hun
gansche leven lang afsloven moeten om lezen te leeren, en dat
desniettemin nog wel eens hoogbejaarde geleerden hun hoofd neer-
leggen, zonder alle schriftteekens ten volle meester te zijn. Dat
is echter geenszins het geval. Hoe weinig Eranschen kennen en
verstaan ook wel al de technische uitdrukkingen, die in een franschen
dictionnaire zijn opgenomen? Men heeft ook beweerd, dat het chi-
neesch geheel ideographisch of begripschrift is. Dit is andermaal
onjuist, want het is ideographisch en phonetisch (begrip- en klank-
schrift) te gelijker tijde. De juistheid dezer opvatting zal door
ieder erkend worden, die zieh eene naauwkeurige kennis van het
werktuigelijke dezer taal heeft eigen gemaakt; doch wij willen hier
de zaak door een voorbeeld ophelderen. De chinesche letters zijn
in dien graad phonetisch, dat in al onze missien de bekeerlin-
gen, die bij de mis bedienen, een klein boek hebben, waarin de
latijnsche gebeden met chinesche schriftmerken geschreven staan.
Wanneer deze laatste eenvoudig ideographisch waren, liet zieh dat
onmogelijk bewerkstelligen. En hoe konden zij dan de spraakgelui-
den onzer europesche taal naauwkeurig uitdrukken en teruggeven? In
de bibliotheken der pagoden zijn de meeste gebedeboeken, welke
de boeddhistische priester van buiten moet leeren, van het begin
tot het einde slechts chinesche overschrijvingen van sanskrietsche
woorden. De bonze leest die en zegt ze op, zonder den zin te
verstaan; want met behulp dezer, naar men voorwendt, ideographische
teekens heeft men eene uitdrukking van het spraakgeluid, maar
niet van de idee, van het begrip geleverd. Meri mag beweren, dat
elk chineesch schriftmerk twee elementen bevat, die zieh over het
geheel zeer gemakkelijk van elkaar laten onderscheiden. Het
eene is ideographisch, het andere phonographisch.
In de schrijftaal nemen de Chinezen driederlei soorten van
stijl aan. De antieke of verheven stijl heeft zijn voorbeeld in
de oude heilige Schriften en b ie d t grammaticale vormen a a n ,