onderdanig aangaande de plegtigheid op den 23sten dag der derde
maand in het 32ste regeringsjaar van Kien-long (22 April 1767,1.
De keizer zal in eigen persoon de ceremonie van het ploegen ver-
rigten. Den avond te voren zullen de mandarijnen van het tweede
keizerlijke paleis de tafels van het tribunaal der ministers in den
tempel dragen, die aan de uitvinders en beschermers van den
akkerbouw gewijd is. De mandarijnen van het ministerie der
openbare inkomsten zullen de werktuigen tot ploegen en de met
graan gevulde bussen gereed houden en aan den gouverneur der
hoofdstad overgeven. Deze bedekt ze met zijden omhulsels, sluit
ze in hunne kästen en laat ze naar het gewijde veld dragen. Daar
worden roode borden geplaatst ten einde de verschillende afdee-
lingen aan te wijzen, welke de vorsten en grooten om te ploegen
hebben. Bezijden het keizerlijke paviljoen worden alle veld-
gereedschappen ten toon gesteld.
„Op den dag der plegtigheid verschijnen alle mandarijnen
van het keizerlijke huis, de eeremoniemeesters en verdere ambte-
naren der collegien tegen de vijfde wacht (het aanbreken van den
dag) voor des keizers paleis, om daar het einde van het offer af
te wachten. Na afloop daarvan zullen de tien opperste officie-
ren der eerste lijfwacht den zoon des hemels omringen en in zijn
paleis geleiden, opdat hij uitruste en de feestkleederen aflegge.
De vorsten en grooten, die ploegen moeten, zullen zieh er insge-
lijks van ontdoen. Intusschen worden ploeg, zweep en graan-
bus, die voor den keizer bestemd zijn, uit omkleedsel en kästen
genomen; datzelfde geschiedt met die voor de prinsen en grooten
zijn bestemd. Men zal alles aan de zijden van den gewijden ak-
ker gereed zetten.
„De eeremoniemeesters, de mandarijnen van het keizerlijke
huis en de overige ambtenaren, die de dienst hebben, verzamelen
zieh tegen den middag op den gewijden akker, waar de vier be-
titelde grijsaards, de veertien zangers, de zesendertig speellieden en
de twintig boeren, met stroohoeden op en met eggen, schuppen,
akkervorken en bezems in de hand, zieh in twee rijen regts en
links scharen. Even zoo doen de vijftig vaandragers, de vieren-
dertig grijsaards uit Peking en de dertig boeren der drie klassen.
Na zieh in orde geschaard te hebben, wachten zij staande en zwijgend.
„Wanneer het uur van het ploegen gekomen is, verschijnt
de eerste minister van den landbouw, om den zoon des hemels
uit te noodigen. De ceremoniemeester neemt een vaandel en
zwaait dat tot drie malen toe. De drie prinsen en de negen
grooten, die ploegen moeten, begeven zieh naar de voor hen be-
stemde plaats; allen, die werkzaam zijn zullen, gaan op hunne
plaatsen, en de overigen scharen zieh aan weerszijden. De tien
hoogste officieren der eerste garde omgeven den keizer en geleiden
hem op den gewijden akker, waarheen zijne Majesteit met het
gelaat naar het zuiden voorgaat. Zoodra hij daar aangekomen is,
spreekt de president van het tribunaal der gebruiken met luider
stemme : „Breng den ploeg hier !” De minister der openbare inkomsten
keert het gezigt naar het noorden, knielt neder en geeft
den staart van den ploeg aan den zoon des hemels, die hem met
de regterhand aanvat. De president van het tribunaal der gebruiken
spreekt andermaal met luider stemme: „Breng de zweep
hier!” De gouverneur van Peking keert zijn gezigt naar het
noorden, knielt neder en reikt de zweep, welke de zoon des hemels
met de linkerhand aanneemt. Twee grijsaards leiden de
ossen, twee boeren van de eerste klasse steunen den ploeg, de president
van het collegie der gebruiken en de eerste mandarijn van
den akkerbouw gaan vooraan. Bij de eerste beweging, welke zijne
Majesteit maakt, worden alle vanen gezwaaid, helfen de zangers
hnn gezang aan en speien de muzikanten op. De gouverneur
van Peking brengt de bus met zaaikoren, en de minister
der openbare inkomsten gaat achter hem aan. De keizer ploegt
drie voren.
„Nadat de zoon des hemels geploegd heeft, spreekt de president
van het collegie der gebruiken met luider stemme: „Neem
den ploeg!” De minister der openbare inkomsten knielt neder en
neemt dien. De president van het collegie der gebruiken zegt
met luider stemme: „Neem de zweep!” De gouverneur van Peking
knielt neder en ontvangt die. Zij bedekken ploeg en zweep
met de zijden omkleedsels en doen hetzelfde met de graanbus. De
muziek zwijgt en de president van het tribunaal der gebruiken
noodigt den zoon des hemels uit, om onder het paviljoen te tre-
den. Dezelfde president en de eerste mandarijn van den landbouw
leiden zijne Majesteit längs den middelsten trap daar binnen.
Zijne Majesteit neemt plaats, met het gelaat naar het zuiden
gekeerd.
„De gezamenlijke vorsten, grooten en mandarijnen, die bij
het overige deel der ceremonie niet werkzaam zijn, scharen zieh
aan beide zijden des keizers en blijvcn staan. Hierop beginnen
10*