nissen alle soortgelijke schitterende voorstellingen verdrongen; oor-
logen, revolutien, partijschappen en veroveringen hadden een
feodalismus ten gevolge, dat in het oostelijke Azie zeven tot acht
eeuwen, nagenoeg op denzelfden voet als in onze europesche mid-
deleeuwen, bleef bestaan. Evenwel behaalde, na hernieuwde inspan-
ningen van het feodalismus om zieh staande te houden, de mo-
narchie de overwinning en verkreeg ten volle en algemeen de
overhand. Een in den beginne trouwens slechts zwak tegenwigt
vond zij in de philosophie van Confucius; doch in de zevende
eeuw, toen zij eene regelmatige organisatie erlangde, won deze in
krachten, en sinds twaalf eeuwen is nu het stelsel der examens
voor de Staatsdienst ingevoerd. Strekking en bedoeling daarvan
is geen andere dan hen, die zonder wetenschappelijke ontwikkeling
zijn, ondergeschikt te maken aan dezulken, die daarop aanspraak
maken. De regering en het bestuur zijn in de handen van onder-
rigte lieden gekomen. De veroveringen der Mongolen, die zieh
weinig om wetenschappen bekümmeren, hebben deze Oligarchie
der geleerden wel eenige malen afgebroken; doch deze laatste
verkreeg toch telkens weder de bovenhand, daar de Chinezen nu
eens voor al de heerschappij van het penseel boven die der sabel
verkiezen en liever met de pedanterie te doen willen hebben dan
met de grove vuist.
De Chinezen hebben dus meermalen van staatsbeginsels, politische
inrigtingen en religiestelsels verwisseld; hunne geschiedenis
is rijk aan binnenlandsche beroeringen en burgeroorlogen, aan
catastrophen van zoo vreeselijken aa rd , als eenig europeesch land
slechts heeft aan te wijzen. Wanneer men China met Erankrijk ver-
gelijkt, en wel van 4 2 0 , omstreeks den tijd van Clovis, tot 1644,
toen Lodewijk XIV den troon besteeg en de Mandschoe-Mongolen
zieh in Peking vastzetten, zoo blijkt het volgende. In den loop dier
duizendtweehonderdvierentwintig jaren heeft het naar ’t heet zoo
rustlievende en zoo vast aan het oude klevende chinesche volk niet
minder dan vijftienmaal van dynastie verwisseld, en dat telkens
onder gruwelijke en bloedige burgeroorlogen en met verdelging
der onttroonde regerende familie, terwijl het wufte, veranderlijke
Erankrijk in dienzelfden tijd slechts twee koningsgeslachten liad.
Sedert de revolutie is het trouwens ook daar zeer dikwijls op echt
chinesehe wijze toegegaan.
Ook socialisten heeft China gehad. In de elfde eeuw onzer
jaartelliug, onder de Songdynastie, bood het chinesche volk soort-
£2/ öb
celijke verschijnselen aan als voor eenige jaren Erankrijk; alle
standen der maatschappij hielden zieh met staatkunde en pogingen
tot oplossing van sociale vraagstukken bezig. Dezelfde natie, die
zieh op vele tijden met den gang der regering volstrekt niet be-
moeide, was toenmaals door en door politiek en legde zieh met
wezenlijke hartstogtelijkheid op de beoordeeling en toepassing
van stelseis toe, die eene geweldige omwenteling in alle maat-
schappelijke toestanden te weeg bragten. Dit ging zelfs zoo ver,
dat men zieh te naauwernood met de dingen van het dagelijksche
leven bemoeide; Want landbouw, nijverheid en handel werden ver-
waarloosd, wijl de beweging alles met zieh had voortgesleept.
Het geheele volk was in twee partijen verdeeld, die elkaar met
de uiterste verbittering bestreden; vlugschriften, paskwillen, boe-
ken van allerlei aard werden in menigte onder het volk verbreid,
dat met gretigheid alles verslond. Ook de muurplakkaten speelden
eene gewigtige rol. De Chinezen hebben het in deze soort van
straatlitteratuur tot eene aanzienlijke hoogte gebragt en behoeven
daarin voor de europesche revolutionairen geenszins onder te
doen.
Aan het hoofd der socialisten stond de beroemde Wan-ngan-
sche, een man van uitstekende talenten, die onder de regermg
van verschillende keizers het volk in spanning wist te houden.
De geschiedschrijvers roemen zijne buitengewone bekwaamheden
en zijn geest; hij had veel geleerd, legde zieh met ijver op de
studie toe en had bij zijn doctoraal examen schitterende getuig-
schriften bekomen. Hij sprak vlug en bevallig, en wist aan zijne
woorden nadruk, aan dingen, die eigenlijk weinig beteekenden,
den schijn van groot gewigt te geven, waar dit voor zijne oog-
merken dienstig was. Overigens was zijn levenswandel volstrekt
onberispelijk en zijn uiterlijk gedrag dat van een wijze. Aan den
anderen kant wordt hij nogtans ook geschilderd als een eerzuch-
tige, als een arglistig man, wien alle middelen goed waren, indien
zij hem slechts zijn doel nader bragten; als eigenzinnig en hard-
nekkig, ook voor het ergste niet terugdeinzende, waar het op
het doordrijven zijner meening en van zijne beginselen aankwam.
Hij moet vol aanmatiging en hoogmoed zijn geweest, slechts zijne
achting waardig keurende wat tot bevordering zijner politieke
plannen kon strekken, en alles in het werk stellende om de
oude inrigtingen geheel en al overhoop te werpen, ten einde zijn
eigen wil door te drijven. Daaraan legde hij alles ten koste. Hij