TIENDE HOOEDSTUK.
Eene stad in staat van beleg. — Hardroeijen op de Blaauwe Eivier. —
Twist tusscken de overwinnaars en de overwonnelingcn. — Be geica-
pende magt van Jiet chinesche rijJc. — Eene wapenscliouwing. —
Be chinesche marine. — Opmerhingen over de weerbaarheid der
Chinezen. — China heeft behoefte aan een doortastenden hervor-
mer. — Vertreh van Kin-tscheoe.
S ed ert wij de grenzen van Thibet verlaten hadden, was onze
verschijning in om ’t even welke chinesche stad of plaats eene
gewigtige gebeurtenis geweest; iedereen stroomde toe om de
twee Europeers te zien, die uit Lha-ssa kwamen. Hier te
Kin-tscheoe evenwel zag men, toen wij eens in de stad waren,
naauwelijks naar ons om. Er waren zaken van zoo ernstigen aard
voorgevallen, dat de lieden wel aan andere dingen dan aan ons
hadden te denken; de stad verkeerde in eene soort van staat van
beleg; twee dagen voor onze aankomst hadden de Chinezen en de
Mandschoe-Mongolen elkaar een ernstigen slag geleverd. In de
straten had alles een doodsch, somber aanzien;3 slechts weinisOr
menschen lieten zieh zien; de winkels waren geheel niet of slechts
half geopend. Alles verkeerde in de uiterste spanning.
De twist was ten gevolge v an . een wedroeijen uitgebroken.
’t Is in China gebruik, eenige malen in het ja a r, op bepaalde
dagen, roeipartijen te houden, waaraan de verschillende naburige
steden deelnemen. Dit volksfeest doet van heinde en ver talrijke
nieuwsgierigen toestroomen; het bestuur of ook wel rijke burgers
loven prijzen voor de overwinnaars u i t , en de roeijers verdeelen
zieh in rotten, waarvan elk een aanvoerder heeft. De jonken,
die bij dergelijke wedstrijden gebruikt worden, zijn zeer lang en
daarbij zoo smal, dat slechts even plaats voor twee rijen van
roeijers voorhanden is. Men versiert de vaartuigen met beeidwerk
en zij worden rijk verguld en beschilderd; wijl voor en achter de
keizerlijke draak prijkt, noemt men ze loeng-tschoean of draaksbar-
ken. Zij pronken met eene menigte wimpels en eene groote vlag
aan den hoofdmast, waarbij twee matrozen onophoudelijk op den
tamtam slaan, om de roeijers aan te vuren. Zoo lang de wed-
strijd duurt zijn de oevers, de daken en de schepen in de haven
met duizende toeschouwers bedekt, die aan de verschillende rotten
hunne goed- of afkeuring luide te kennen geven. Daarbij worden
vuurwerken afgestoken, de oorverdoovende muziek wil geen einde
nemen, tamtam en gong doen zieh boven alles uithooren en over-
schreeuwen de scherpe toonen eener soort van piepende klarinet.
Voor de Chinezen is dat eene wäre oorkitteling, die bij de oog-
verlustiging vooral niet ontbreken mag. Dikwijls slaat eene boot
om en al de roeijers tuimelen in het water; doch daar allen uit-
stekende zwemmers zijn, heeft dat weinig te beduiden. Zy grijpen
allereerst naar hunne riem en naar hun hoofddeksel, eene uit fijn
bamboesschors gevlochten muts, en duikelen als dolfijnen. Vervol-
gens rigten zij den loeng-tschoean weder op, klauteren er in en
nemen tot groot vermaak van het publiek op nieuw deel aan den
kamp.
Deze speien duren verscheiden dagen van vroeg tot laat, en
het ontbreekt er nooit bij aan toeschouwers, gaarkoks, wijnschen-
kers en goochelaars van allerlei soort. Na afloop der feestelijkhe-
den komt de prijsuitdeeling. Deze had eenige dagen voor onze
aankomst plaats gevonden. Kin-tscheoe heeft onder alle steden in
Hoe-pe de sterkste militaire bezetting en een groot aantal matrozen
en ander scheepsvolk. Gedurende den laatsten wedstrijd hadden
Mandschoes en Chinezen twee partijen gevormd en elkaar
de overwinning lang en hardnekkig betwist. Eindelijk bleven de
Mandschoes meesters en hun triomf werd door de hoogste manda-
rijnen der bezetting op ongemeen snoevende wijze uitgebazuind.
Daardoor voelden de Chinezen zieh gekrenkt. Onder de overwinnaars
werden zijden stoffen, kruiken met wijn, gebraden en ge-
kookte varkens en andere prijzen uitgedeeld. Geld en kleedingsstoffen
behielden zij, de wijn en het gebraad werd bij een groot gast-
maal opgedischt. Nu is het gebruik, dat bij zulke feestgelagen de
overwonnene den overwinnaar inschenken moet, en dat geschiedt,
gelijk onder kameraden betaamt, in alle vrede en vriendschap,
want nadat eenige glazen gedronken zijn, houdt de scheiding op
I. 13