koele bad behaagde hun; zij lachten en zongen. Ook de overige
voetgangers en de ruiters van ons geleide waren in eene zeer op-
geruimde stemming. Voor hen, die niets dan een broek aan het
ligchaam hadden, was zulk een stortbad eene wezenlijke verkwik-
king. Wij benijdden hun die half, daar de voorgeschreven cere-
moniën ons dwongen, in onze draagzetels te blijven.
Tegen den middag werden wij door twee wandelaars inge-
haald, die onze opmerkzaamheid trokken. Zij droegen een drie-
dubbelen, gordel om de heupen, een spitsen hoed van bamboes-
rie t, eene groote verlakte bus aan een riem over den schouder,
en lederen sandalen aan de voeten. Deze mannen gingen zwij-
gend met slingerende armen in langen, gelijkmatigen stap, doch
hadden niet den schijn van zieh eenigzins te overhaasten. Zij keken
regt voor zieh uit en het was, of zij onze karavane, waar zij midden
door gingen, volstrekt niet merkten. Al zeer spoedig hadden
wij hen uit het gezigt verloren. Het waren ijlboden der re-
gering, die op den keizersweg naar Peking gingen, om derwaarts
dépêches uit Oe-tschang-foe over te brengen. De chinesche rege-
ring heeft zulke couriers te voet en te paard, en de dienst is vrij
regelmatig. Op alle keizerlijke wegen staan op bepaalde punten
paarden gezadeld; gewone tijdingen worden in den draf bezorgd ;
is er echter bijzonder haast, dan moeten de estafetten dag en
nacht in galop rijden, of men gebruikt couriers te voet, die, naar
men ons verzekerde, sneller voortkomen dan een dravend paard.
Die ijlboden worden tot hun dienst opzettelijk afgerigt; zij moeten
b. v. zwaar bepakt verre afstanden afleggen en hunne krachten
oefenen door hunne tasch met eene telkens grootere hoeveel-
heid zand te vullen. Zoo wennen zij aan het doen van verre
marschen en ’t gaan is hun een spei, als zij dat zand eens niet
meer te torschen hebben. Zij schijnen zieh volstrekt niet in te
spannen en vorderen toch verwonderlijk snel.
Een brievenpost voor het publiek heeft China niet. Wie
brieven verzenden wil, moet bijzondere gelegenheid zoeken of op
eigen rekening een bode nemen, wat voor verre afstanden uiterst
kostbaar i s , zonder dat men van de goede bezorging eens stellig is
verzekerd. Een brief uit Europa naar Canton heeft ongeveer vijf-
tig dagen noodig; een van Canton naar Peking daarentegen volle
drie maanden. De Chinezen vinden hier nogtans weinig bezwa-
rends in , daar zij met hunne verwanten en vrienden weinig of
volstrekt niet corresponderen en de behoefte aan hartelijke mededeeling
niet kennen. Zelfs hunne bandelszaken doen z ij, als ’t
eenigzins mogelijk is , liever mondeling dan door correspondentie
af. Anders echter schrijven zij zeer veel en geven zendbrieven of
schriftelijke mededeelingen , vooral van formelen aard, zoo vaak
zieh gelegenheid daartoe aanbiedt; doch vertrouwelijke raededeelin-
gen of hartsontboezemingen komen in hunne brieven niet voor,
maar bij voorkeur slechts de aangenomen formulieren. Het is
derhalve ook onverschillig, wanneer zulk een schrijven aan deze
personen onder oogen komt. De eerste de beste breekt een brief
open, leest hem en deelt aan wie hem goeddunkt mede, wat
daarin vervat is. Dat schijnt van zelf zoo te spreken. Ook vindt
niemand er iets bevreemdends in, dat iemand een schrijvende over
den schouder kijkt, om te zien, wat hij op het papier brengt.
Wij vonden reeds in het eerste jaar van ons verblijf in China
gelegenheid om op te merken, hoe het met een chineschen
brief gelegen is. Wij verkeerden veel met een uit Peking geboor-
tigen geleerde, die zieh voor acht jaren naar het zuiden had be-
geven, om daar aan het hoofd eener school te staan. Hij scheen
ons van minder koelen en ongevoeligen aard dan zijne meeste
landslieden; hij kwam ons deelnemend voor en was in ons oog
eene uitzondering onder de Chinezen. Eens wilden wij een bode
naar Peking afzenden en vroegen den meester, of hij ook iets aan
zijne familie of vrienden had mede te geven. Hij bedacht zieh
een oogenblik en zeide toen, dat het wel goed zoude zijn, als hij
eens aan zijne oude moeder schreef, die in vier jaren niets van
hem gehoord had en niet eens wist, waar hij zieh tegenwoordig op-
hield. Daar nu hiertoe gelegenheid was, kon hij haar wel eenige
schriftteekens doen toekomen. — Dit getuigde nu zeker niet van
al te innige liefde voor zijne moeder. Wij verzochten hem, zieh
te haasten, wijl de bode nog dienzelfden dag vertrekken zoude.—
„Gij zult den brief dadelijk hebben; hij zal terstond gereed zijn.”
Hij riep een scholier, die in de kamer daarnaast zijne les uit de
classieke boeken leerde, d. i. die half zingend opdreunde, en wel-
ligt juist eene stichtelijke plaats uit Confucius over de liefde der
ouders tot hunne kinderen onder handen had. De leerling kwam
bescheiden voor. „Laat uwe les een oogenblik rüsten, neem uw
penseel en schrijf mij een brief voor mijne moeder. Haast u echte
r, want de bode staat op zijn vertrek; hier hebt gij papier.”
De scholier nam het blad en ging in de andere kamer om een
brief aan de moeder zijns leermeesters te schrijven! — De Chi