voorstelling van het land. Alsdan vindt men niet zelden steden
met twee tot drie millioenen inwoners; het eene groote dorp grenst
aan het andere, alles wemelt van menschen, en men begrijpt niet,
vanwaar eene zoo verbazende volksmassa de noodige voedings-
middelen bekomt. Alsdan zou men ook bijna wel aannemen, dat
het cijfer van 361,000,000 nog veel te gering is.
E r loopen veel omstandigheden zamen, die .het bestaan van
zulk een overvloed van menschen in China begrijpelijk maken.
Men trouwt vroeg en acht het schände kinderloos te zijn, ook
Soldaten en matrozen hebben vrouwen, het volk leeft matig, en
het rijk heeft volle tweehonderd jaren een ongestoorden vrede ge-
uoten. Het climaat is günstig, de bodem vruchtbaar. Tegen-
woordig heeft trouwens de binnenlandsche rust een ein de; de re-
volutie woedt door het land op eene ontzettend bloedige wijze.
Daardoor zal, althans voor eenigen tijd, de aanwas der bevolking
merkbaar gestuit worden.
Op het meer Ping-hoe zagen wij ook talrijke visschersbooten.
Zij waren zonder netten, wijl zij eene menigte kormorans aan
boord hadden, die den visch moesten vangen. De manier, waarop
dit geschiedt, is tot zelfs in kinderwerkjes zoo dikwijls beschreven,.
dat wij er hier veilig van zwijgen kunnen.
Aan de overzijde van het meer Ping-hoe stapten wij weder
in onze palankijns, en tegen den avond bereikten wij Han-yang,
eene groote stad aan de Elaauwe Eivier. De kooplieden staken
juist hunne lantarens voor de winkels aan, en de handwerkslieden
stroomden na den zuren arbeid van den dag naar markten en
pleinen, om zieh met de voorstellingen der goochelaars en come-
dianten te verlustigen. De Chinezen weten overigens niet, wat
wandelen is, en begrijpen ook het nut niet, dat eene matige
ligehaamsbeweging op de gezondheid uitoefent. Zij vinden het bij
ons Europeers in hooge mate belagchelijk, dat wij gaan alleen
om te gaan. Wanneer zij hooren, dat wij eene wandeling als
eene uitspanning en verkwikking beschouwen, houden zij ons voor
al zeer klnchtige zonderlingen, zoo niet voor lieden zonder gezond
menschenverstand. Chinezen, die uit de binnenprovincien naar
Canton of Macao komen, beschouwen het als eene soort van co-
medie, de Europeers te zien wandelen gaan. Zij leunen tegen of
over de straatpalen, steken de pijp a an , ontvouwen den waaijer
en gapen de op en neer kuijerende Europeers aan. Deze merken
van hun kant bij de bewoners van het hemelsche rijk allerlei wonderlijkheden
en belagchelijkheden op, en zoo hebben beidepartijen
eikaar in dit opzigt niets te verwijten. Overigens is het wel eens
niet onaardig te hooren, wat bijtende en spotachtige aanmerkingen
zij zieh op de westersche duivels veroorloven, en hoe zij hunne
verbazing uitdrukken, als zij de wonderlijke europesche dragt eens
van meer nabij bezien: die naauwe, als aan de beenen gelijmde
broeken, die vreemde hoeden, die er als schoorsteenen uitzien,
die hemdskragen, zoo hoog en zoo stijf opstaande, dat zij bijna
het oor afzagen, en daartusschen uitkijkend die wonderlijke blanke
gezi<4en met lange neuzen en blaauwe oogen zonder snor en zonder
knevel, maar wel met op iedere wang een streep ruig rood,
rosachtig of blond haar. Vooral de rok is in hunne oogen een
onbegrijpelijk kleedingstuk. Zij weten volstrekt niet, wat van
zulk een „halfkleed”' te maken, dat over de borst niet sluit en
wel achter een paar slippen heeft, maar niet naar voren, waar
dat toch noodig wäre, om het lijf te dekken. "Vooral staan zij
versteld over den uitgezochten smaak, volgens welken groote knoo-
pen, als sapeken, op den rüg genaaid worden, zonder dat daar
toch iets te zien is , dat met mogelijkheid kan worden toege-
knoopt. De Chinees komt zichzelv’ duizendmaal knapper voor met
zijne zwarte, fijn gespleten, schuinsche oogen, met zijne uitsteken-
de wangbeenderen, met zijn neus in den vorm eener kastanje,
met zijn geschoren kruin en langen staart, die hem tot op de
hielen neerhangt. Daarbij komen nog de kegelvormige met roode
franjes bezette hoed, een wijde jas met wijde mouwen en zwarte
zijden laarzen met dikke, witte zolen.
Hoe zouden de Europeers dus met de Chinezen eene ver-
gelijking doorstaan! Deze laatsten meenen ons ook in veel andere
din°*en nog vooruit- te zijn, althans zeker in verstand. Een Europeer
gaat wandelen om zieh ligehaamsbeweging te verschaffen
de Chinees daarentegen vraagt, of het niet veel beter en fatsoen-
lijker i s , zijne ledige uren met thee drinken, tabak rooken en
slapen te slijten. ’s Avonds en in den nacht hebben zij slechts
bij wijze van uitzondering gezelschap of feestelijkheden; zij gaan
vroeg slapen en staan vroeg weer op. Alleen om nieuwjaar en bij
enkele familiefeesten wijken zij van dit gebruik a f ; dan gunnen zij
zieh geen oogenblik rust. Voor ’t overige is in de groote chine-
sche steden ’s nachts alles stil: de winkels zijn gesloten, de goochelaars,
comedianten en publieke voorlezers verdwenen; slechts
op zeer enkele plaatsen wordt nog eene vertooning gegeven, op