drinken, laten zieh de gedeputeerden uit de burgerij ftanmelden
en verzoeken ten gehoore te worden toegelaten. De prefect denkt,
dat zij hem geluk kotnen wenschen, en laat hen dadelijk toe. Zij
treden binnen en buigen zieh, gelijk het ceremonieel dat voor-
schrijft. Hierop neemt een het woord en verkondigt den nieuwen
prefect met nitgezocht beleefde wendingen, dat zij allen in naam
der stad versehijnen, om hem te verzoeken, terstond weder op te
trekken en te gaan vanwaar hij gekomen was, daar men volstrekt
niets van hem weten wilde. De niet weinig verbaasde prefect
zocht eerst met vriendelijke woorden en vervolgens door bedreigin-
gen de burgers tot andere gedachten te brengen; maar hij was,
gelijk de Chinezen zieh uitdrukken, slechts „een tijger van papier;”
men antwoordde hem: dat hier niet meer te beraadslagen
viel, maar dat de zaak reeds ten volle afgedaan was; hij mögt
en hij zou in de stad niet slapen; zijn palankijn stond voor de
deur klaar, de stad zon alle reiskosten dragen en hem onder fees-
telijk geleide naar de hoofdstad der provincie, waar de vicekoning
verblijf hield, doen overbrengen. — Zoo werd hij dan met alle
hoffelijkheid weder de poort uitgezet, want al zijn tegenspreken
baatte niet; de gansche stad was tegen hem. Eene deputatie uit
de burgerij bragt hem een eind ver weg, en eenige geleerden
reisden met hem naar den vicekoning, wien zij den prefect voor-
stelden met de woorden: „De stad Ping-fang zendt u dezen eersten
ambtenaar terug en smeekt u onderdanig, haar eenen anderen
te geven, daar zij dezen hier volstrekt niet verkiest. Zoo is
het demoedige verzoek uwer kinderen.” Meteen reikten zij een
op rood papier geschreven verzoekschrift over, dat al de achtbare
burgers onderteekend hadden. De vicekoning was zeer misnoegd,
maar las toch het verzoekschrift en verklaarde, dat de stad Ping-
fano- een anderen prefect zoude hebben, als de ingebragte bezwa-
ren gegrond bleken te zijn. Toen wij daar terugkwamen, was juist
de tijding gekomen, dat er eerstdaags een ander prefect verschij-
nen zou.
Voorvallen van dien aard hebben dikwijls plaats, en eene na-
drukkelijke uiting der open'bare meening is dan doorgaans vol-
doende, om aan het siechte bestuur van een mandarijn een einde
te maken; de regering acht inschikkelijkheid raadzaam. Het ge-
loof, dat de Chinezen door onbarmhartige wetten in bedwang worden
gehouden en dat een tiranniek bestuur zieh straffeloos alles
tegen hen veroorloven k a n , steunt op eene dwaling. De absolute
monarchie, door den invloed en het aanzien van den geleerden
stand buitendien reeds gematigd, veroorlooft het volk in vele op-
zigten eene zeer vrije speelruimte. De Chinees heeft verschillende
vrijheden, die vele, ja bijna alle europesche volken tot op den
huidigen dag missen.
De Chinees kan overal in het rijk het ambacht, het bedrijf,
kortom elke kostwinning uitoefenen, die hem goeddunkt; noch de
reo-ering, noch eenige overheid legt hem daarbij moeijelijkheden in
den weg of bemoeit er zieh in eenig opzigt mede. De meening
van vele Europeers, dat in China ieder hetzelfde bedrijf moet
hebben dat zijn vader heeft geliad, of dat de overheid voor-
schrijft, welk handwerk de arbeider zal uitoefenen, of eindelijk,
dat niemand zonder vergunning der mandarijnen zijne woonplaats
verlaten en naar elders verhuizen mag; — al die meeningen zijn
valsch. Zulk eene beperking der vrije bewegelijkheid door den
staat en diens ambtenaren is wel in Europa aan de orde van den
dag, doch China heeft zieh van al zulken lästigen dwang vrijge-
houden. Men heeft geen patent, geene concessie, geen acte van
toelating van welken aard ook noodig, als men een handwerk
uitoefenen, als arts practiseren, als schoolmeester onderwijzen, als
koopman handel drijven, als boer het land bebouwen wil. Men
verändert naar goedvinden en willekeur van bedrijf, neemt voor
’t eene beroep een ander bij de hand, zonder dat iemand daar
kennis van neemt. Daarbij is de Chinees nog in een ander opzigt
in het onbetwist genot van vrije bewegelijkheid; hij kan in
de gezamenlijke achttien provincien reizen en trekken, waarheen
hij goedvindt, zieh neerzetten waar en hoe hem dat behaagt, zonder
dat hij met een mandarijn iets heeft te maken. Men wordt
door geen gensdarmen of agenten van policie uitgevraagd; men
heeft pas noch veiligheidskaart noodig. Ingeval de chinesche regering
op een goeden dag de hoogwijze inrigting van het europesche
paswezen mögt verkiezen na te volgen, zou dat de missionarissen
in de bittere noodzakelijkheid brengen om voor geld een val-
schen pas te koopen, wat wel zeer weinig moeite kosten, maar
toch tegen hun geweten strijden zou.
Er bestaat eene wet, volgens welke de Chinees gehouden is,
binnen het rijk des middens te blijven, en die hem verbiedt, de
grenzen te overschrijden, opdat hij niet in vreemde landen om-
dwale, daar siechte dingen leere en de vruchten der goede opvoe-
ding verlieze. Die wet bestaat evenwel slechts op het papier,