zinspreuken en spreekwoorden. Wij willen daaruit eenige hier
mededeelen.
— De wyze doet liet goede, even als hij ademt; het is zijn
leven.
— Men kan welvoegelijk zijn zonder dat men wijs is; maar
men kan niet wijs zijn zonder dat men welvoegelijk is.
— Welvoegelijkheid (eerbaarheid) is de kleur der deugd en
het blanketsel van de zonde.
— Mijne boeken spreken tot mijnen geest, mijne vrienden
tot mijn hart, de hemel spreekt tot mijne ziel, al het andere tot
mijne ooren.
— De wijze zegt niet wat hij doet, maar hij doet niets, wat
hij niet veilig zeggen kan.
•— Op kleine dingen letten is de spaarzaamheid der deugd.
— Spotternij is de geestigheid van den laster.
— Berouw is de lente der deugd.
— De deugd verleent geen talent, maar vergoedt het gemis
daarvan; de talenten verleenen geen deugd en kunnen ook het gemis
daarvan niet vergoeden.
— Wie behagen in de ondeugd en verdriet in de deugd
vindt, is in beide nog een nieuweling.
— De mensehen kan men ontberen, maar een vriend heeft
men noodig.
— Het ceremonieel is de geur der vriendschap.
— Wanneer het hart niet gelijken tred met den geest houdt,
geven de beste gedachten anders niet dan inzigt. Vandaar dat
de wetenschap zoo weinig overredend, de regtschapenheid zoo
welsprekend is.
?— Het genoegen van wel te doen is het eenigste, dat niet
slijt.
— De deugd beoefenen is de wetenschap der mannen, en
van de wetenschap afstand doen is deugd der vrouwen.
— Men moet zijne vrouw aanhooren, maar men mag haar
niet gelooven.
— Het is vreeselijk schoonvader te zijn, als men niet dom of
doof is. Heeft men nevens vrouw en schoondochter ook nog zus-
ters en zwagerinnen, dochters en nichten, dan moet men zieh ge-
vreesd maken als een tijger, om het met mogelijkheid te kunnen
uithouden.
— De geest der vrouwen is kwikzilver en haar hart van was.
De nieuwsgierigste vrouwen slaan gaarne de oogen neder
om aangezien te worden.
De tong der vrouwen wast door al wat zij van voor hare
voeten oprapen.
— Als mannen bij elkander zijn h o o r e n zij elkaar; meisjes
en vrouwen b e k i j k e n elkander.
— Het vreesachtigste meisje heeft moed genoeg, om kwaadsprekende
taal te voeren.
— Fraaije wegen gaan niet ver.
— Een door den wind omgewaaide boom had meer takken
dan wortels.
— Een hond in den stal blaft naar zijne vlooijen; een hond
op de jagt voelt die niet.
— Groote zielen hebben wil; de overigen hebben slechts
wilsvlagen.
— De gevangenis is dag en nacht gesloten en toch altijd
vol; de tempels staan ten allen tijde open en zijn toch ledig.
ledere dwaling heeft slechts hären tijd ; maar de allerkleinste
waarheid blijft na honderd millioenen zwarigheden, so-
phisterijen, uitvlugten en leugens nog altijd wat zij was.
Wie is de ondragelijkste mensch? Iemand, dien men
beleedigd heeft en wien men toch niets verwijten kan.
— Behandel uwe gedachten als gasten en uwe wenschen als
kinderen.
Ben dag is zoo veel als drie voor hem, die alles op den
regten tijd doet.
Hoe minder toegevendheid men voor zichzelv’ heeft, des
te meer zal men die voor anderen hebben.
. Men meet de torens naar hunne schaduw en groote
mannen naar hunne benijders.
Wat niet dringt moet men schielijk doen, om op zijn gemak
te kunnen doen wat dringt.
Het is met het hart als met de zee. Van den wind
hangt alles af.
— O , welk een geluk ligt in het geven ! E r zouden geen rijke
menschen zijn., indien ieder in staat was om dat geluk te waarderen.
De rijken vinden verwanten ook in de verst gelegene
landen. De arme vindt die niet eens in zijne eigene familie.
Tot den roem gaat men in door het paleis, tot geld door
de markt en tot deugd door de woestijn.