landen zyn, en voor alle burgerlijke en militaire aangelegenheden
der achttien provincièn waken. Aan het hoofd van elk zoodanig
college staan twee Presidenten, en wel altijd een Chinees en een
Mandsckoe, en vier vicepresidenten, van wie twee Mandschoes en
wee hinezen zijn. Elk collegie heeft bijzondere afdeelingen —
speciale bureaux, zou men in Europa zeggen - voor de verschil-
Iende zaken, die in zijn departement vallen, en buitendien nog
eene memgte onderafdeelingen.
1. Het li-poe of „collegie voor de burgerlijke ambten” drangt
den keizer geschikte personen tot burgerlijke posten voor en heeft
het oppertoezigt over de ambtenaren in het gansche rijk. Het
heeft vier afdeelingen, die de verhooging en verplaatsing der ambtenaren
regelen, conduitelijsten houden, het bedrag der bezoldigin-
gen bepalen, verlof geven aan die familierouw hebben en ran<*di-
plomas voor de voorvaders uitvaardigen.
2. Het hoe-poe of „collegie van finantièn” regelt alles, wat
op opbrengsten en belastingen betrekking heeft; het betaalt jaar-
wedden en pensioenen nit, int de opbrengsten in grauen en in
geld en draagt zorg voor het vervoer daarvan te water en te land.
Het belast zieh met de indeeling van het keizerlijk gebied in pro-
vincien, departementen, arrondissementen en cantons, met volksg
en kadaster> en bepaalt het getal manschappen, dat elke
gemeente jaarlijks voor het leger moet leveren. Dit collegie heeft
veertien afdeelingen en onder zieh één hof van appèl, dat in geschil-
len over eigendom en erfregt uitspraak doet; het houdt toezigt over
de munt, over de levering van zijde en verwstoffen, en over de com-
missie, die heeft te waken, dat in de hoofdstad geen gebrek aan
graan en levensbehoeften ontsta. Het heeft verder nog de verdee-
Üng van de bij wijze van belasting inkomende rijst en granen te regelen,
en in tijden van gebrek den onderstand uit te deelen, dien de
Staat aan hulpbehoevenden kosteloos verleent. Eindelijk behoort tot
zijne verpligtingen, den keizer jaarlijks eene lijst van jonge mand-
schoesche meisjes in te leveren, die geschikt zijn om in zijn harem
te worden opgenomen. Het beroemde jaarlijksche akkerbouw-
feest, waarbij de keizer zelf de hand aan den ploeg slaat, wordt
door een ambtenaar van dit hoe-poe bestuurd.
3. Het ly-poe of „collegie voor de ceremonien” regelt de plegtig-
heden en openbare vertooningen, die in de oogen der Chinezen
van zoo hoog gewigt zijn. Zijne vier afdeelingen belasten zieh met
het gewone en buitengewone ceremonieel ten hove, met de lijkdiensten
voor de zielen van overleden keizers of beroemde mannen,
met openbare feestvieringen enz.. Yerder schrijven zij ook de
haar- en kleederdragt der ambtenaren voor. Ditzelfde collegie houdt
het oppertoezigt over het geheele schoolwezen , over de wetenschappe-
lijke examens, en over het getal, dekeus en de voorregten van de ge-
leerden der verschillende klassen. Ook de buitenlandsche diplomatic
staat onder zijne leiding. Het schrijft voor, welke vormen men
in ’t verkeer met buitenlandsche mogendheden en met de cijnspligtige
vorsten in ¿acht nemen en hoe men zieh tegenover vreemde gezant-
schappen gedragen moet. Eindelijk heeft het de hoofddirectie over
de muziek, die in de theorie wel zeer fraai kan zijn, maar in de
uitvoering doorgaans bijster veel te wenschen overlaat.
4. Het ping-poe of „collegie van oorlog” heeft insgelijks vier
afdeelingen en beschikt over alles, wat de gewapende magt en de
verdediging des lands betreft.
5. Het hing-poe of „collegie voor criminele zaken” heeft
achttien afdeelingen, waarvan elk eene provincie omvat, en onder
zieh de inspecteurs der gevangenissen, de wetgevende bureaux
voor de uitgaven van het strafwetboek en een voor de inning
der boeten.
6. Het Icoeng-poe of „collegie van openbare werken” bestuurt
alles, wat met deze in verband staat, en de vervaardiging der
daartoe benoodigde werktuigen, van kleederen en wapens van de
ambtenaren en Soldaten enz. Het laat kanalen graven, dijken en
dämmen opwerpen en zorgt voor beider onderhoud. Ook doet het
grafteekenen voor de keizerlijke familie en monumenten ter eere
van beroemde mannen bouwen, en heeft verder het oppertoezigt
over maten en gewigten en over de vervaardiging van buskruid.
Tot het hoogere staatsbestuur behoort ook het ly-fan-yuen te
Peking, het „collegie voor colonien,” dat een wakend oog op de
„vreemden daar buiten” houdt. Zoo noemt men de mongoolsche
vorsten, de thibetaansche lama’s en de mohamedaansche opper-
hoofden in het westen. De mongoolsche horden geven aan dit
collegie veel werk, terwijl het zieh ook, schoon niet regtstreeks,
met de regerings-aangelegenheden van Thibet en van het chine-
sche Turkestan bezig houdt.
Een hoogste collegie van toezigt is het toe-tscha-yuen, dat
zelf geheel buiten het administratief raderwerk staat. Het heeft te
waken over het gedrag des volks, inzonderheid van de ambtenaren
, ministers en vorsten; de keizer zelf, kortom iedereen moet,