De wetten voor de ambtenaren zijn mede zeer streng, doch
deze hardheid wordt verzacht door vormen, welke men in Europa
eenigermate als constitutionele waarborgen zou beschouwen. Wanneer
een regeringsbeambte, om 5t even in de hoofdstad of in de
provincie, zieh als ambtenaar of bijzonder persoon aan eenig ver-
grijp of misdrijf schuldig maakt, zoo moet, indien het geval van
eenig gewigt is, zijn chef den keizer een uitvoerig verslag toezen-
den; maar de beschuldigde kan niet zonder uitdrukkelijke goed«
keuring van zijne Majesteit gevonnisd worden. Tegen geprivilegi-
eerde personen kan wegens wetsovertredingen slechts op uitdrukke-
lijk bevel van den keizer eene vervolging worden ingesteld; aan
dezen wordt de geheele instructie ter kennisneming voorgelegd, op-
dat hij er over beslisse. Dat privilegie houdt nogtans op, zoodra
het verraad geldt. Als zoodanig is te beschouwen opstand, ver-
breking van trouw, desertie, vadermoord, aanrigting van een
bloedbad, heiligschennis, gebrek aan eerbied (impieteit), tweedragt,
insubordinatie en bloedschande.
De reeds boven besprokene verantwoordelijkheid is juist op
de ambtenaren in zeer uitgestrekte mate van toepassing. Als eene
regtbank of eenig collegie valsche of met de wet strijdige von-
nissen geveld of besluiten genomen heeft, als deze te zacht of te
streng zijn, of als eenig verzuim of nalatigheid aan het licht
komt, alsdan wordt de griffier of secretaris van het collegie altijd
als de hoofddader van het misdrijf beschouwd; de overigen,
zelfs met den president, worden wel insgelijks gestraft, doch
niet zoo zwaar. In China is de verantwoordelijkheid te grooter
naarmate het ambt geringer is, want men neemt aan, dat het
misdrijf geheel niet zou zijn voorgekomen, indien de ondergeschikte
ambtenaren hunne medewerking hadden geweigerd. Deze zijn er
in elk geval erg aan toe; zij worden hard gestraft, ingeval zij
tot eene onwettigheid medewerken, en willen zij dit laatste niet,
zoo zijn zij aan de kwaadwilligheid hunner superieuren prijs ge-
geven. In andere landen zou zulk een toestand naauwelijks mo-
gelijk zijn, doch in China hebben de ambtenaren geen schroom,
omdat zij altijd wel eenig middel weten om zieh uit de ongele-
genheid te helpen.
Wij hebben reeds ter loops aangemerkt, dat men het de
regtbanken tot misdrijf aanrekent, in eenige uitspraak gedwaald
te hebben. In Europa zou men het vreemd vinden, dat een regier
stokslagen kreeg, omdat hij zieh vergist had; doch in China
is eene regtbank niet alleen strafbaar wegens eene verkeerde uitspraak
wat het feitelijke betreft, waarmede men aanneemt, dat zij
bekend moest zijn, maar ook de regter in hooger beroep is ver-
antwoordelijk, b. v. in het geval, dat een hooger geregtshof het
verkeerde vonnis van een lager bekrachtigt, of eindelijk als eene
lagere regtbank de verkeerde uitspraak goedkeurt, die haar door eene
hoogere wordt toegezonden.
De verantwoordelijkheid der lagere ambtenaren gaat zoo ver,
dat zij in enkele gevallen de doodstraf kunnen ondergaan , enkel
en alleen wijl een brief niet overeenkomstig het voorschrift verze-
geld werd; want wordt het ambtszegel niet behoorlijk opgedrukt of
verkeerd of scheef gezet, zoo bekomen alle ambtenaren, die voor
de opdrukking van het zegel verantwoordelijk zijn, tachtig stokslagen
; en ingeval de ambtenaar, aan wien het schrijven gerigt is ,
ten gevolge dier onregelmatigheid de echtheid van dat schrijven in
twijfel trekt, het daarin vervatte bevel niet ten uitvoer brengt en
dien ten gevolge eene militaire operatie niet gelukt, zoo wordt
hij, die dat zegel niet behoorlijk opgedrukt heeft, met den dood
gestraft.
De chinesche wetgeving handelde zeer verständig, toen zij
den ambtenaren zekere burgerlijke regten en bevoegdheden ont-
zeide. Zoo b. v. mag geen rijksambtenaar, die over eene streek
regtsmagt uitoefent, en evenmin zijne ondergeschikten en schrij-
vers, landerijen of eigendommen binnen den kring van zijn regts-
gebied aankoopen, gedurende al den tijd, dat hij daar in betrek-
king is. Een rijksambtenaar in de steden der eerste, tweede en
derde klasse mag, op straffe van tachtig bamboesslagen, geene
vrouw trouwen, die in zijn ressort woont. Hij krijgt honderd
slagen, ingeval de man of de vader der vrouw een proces voor
zijn tribunaal aanhangig heeft; en insgelijks honderd slagen, als
hij deze vrouw aan zijn zoon, kleinzoon, jongeren broeder of neef
uithuwelijkt.
De opvolging van straffen, gelijk het wetboek die voorschrijft,
is zeer eenvoudig. In de meeste gevallen verwijst het tot het
halsblok en tot den bamboesstok; deze laatste wordt soms met
het dikke, soms met het dünne einde gebruikt, en het getal slagen
kan tot honderd gaan. De straf van zestig tot honderd slagen
is dikwijls met verbanning en brandmerk verbonden. De
doodstraf wordt, naar de omstandigheden, door verworging
of onthoofding voltrokken; voor zeer zware misdadigers heeft men