twijfel wordt getrokken. Eeeds in de hoogste oudheid verstonden
de Chinezen het gebruik van het spinsei van den zijdeworm en kwa-
men kooplieden uit ver afgelegen oorden van Azie bij hen zijden
stoffen halen. De vervaardiging van het porselein bereikte bij
hen een zoo hoogen graad van volmaaktheid, dat men in Europa
alle moeite gehad heeft, om die slechts van verre te evenaren,
zonder dat men het er echter ooit tot de vastheid en goedkoop-
heid heeft kunnen brengen van de chinesche merken. Uit bamboes
vervaardigt de Chinees duizend verschiffende dingen; de chinesche
katoenen stof, het nanking, is door de gelieele wereld beroemd;
hun gebloemd atlas is in elk opzigt uitstekend, want zij kunnen
op hun eenvoudigen weefstoel affe bedenkelijke patronen leveren, en
de chinesche krippen zijn tot op den huidigen dag onovertroffen
gebleven. Buiten hunne nitstekende hennepfabricaten vervaardi-
gen zij ook eene zeer duurzame stof uit eene soort van klimop,
welke zij ko noemen; hunne meubels, vazen, werktuigen en ge-
reedschappen van wat aard ook onderscheiden zieh door eene
doelmatige eenvoudigheid, die wel navolging verdiende. Eeeds
tweeduizendvijfhonderd jaren voor onze tijdrekening heeft men in
China de polariteit van de magneetnaald waargenomen, alhoewel
daaruit nog geen nut voor de zeevaart werd getrokken. Buskruid
en andere ligt ontvlambare zamenstellingen, die bij vuurwerken
van verrassende werking zijn, waren hun zeer vroeg bekend en
men houdt het er voor, dat de bombarden en steenwerpers, welke
de Mongolen in de dertiende eeuw door de Chinezen leerden
kennen, in Europa de eerste modellen voor de artillerie hebben
geleverd. De schietgeweren en kanonnen, waarvan de Chinezen
zieh tegenwoordig bedienen, zijn trouwens naar europesche modellen
bewerkt en de benaming dezer wapens is eene verminking
van de europesche. De Chinezen leggen zieh van ouds op de
verwerking der metalen toe, maken muziekinstrumenten, snijden
en polijsten harde steenen. Houtsnijkunst en stereotypdrukkerij
dagteekenen onder hen uit de elfde eeuw; borduurwerken, verwerij
en de verlakkunst staan bij hen op een hoogen trap. De Europeers
kunnen vele artikelen der chinesche industrie slechts zeer
gebrekkig namaken; wij zijn deze b. v. nog altijd ver ten achteren
in hare levendige en duurzame kleuren, haar tegelijk fijn en ste-
vig papier, hare inkten en verschiffende andere bereidingen, die
tegelijk geduld, zorgvuldigheid en handigheid vereischen. De
Chinezen volgen gaarne vreemde modellen n a, en dat wel met
slaafsche naauwgezetheid en trouw; zij leveren ook, enkel ten be-
hoeve der Europeers, eene menigte dingen, die in dezer smaak
vallen, figuren uit speksteen, hout enz. Affe handenarbeid is bij
hen ongemeen goedkoop.
Gelijk echter in China alles den kreeftengang gaat, zoo maakt
ook de nijverheid er geen vorderingen, maar gaat achteruit. Eeeds
tegenwoordig zijn vele gewigtige fabricatiegeheimen verloren ge-
gaan en de bekwaamste arbeiders niet meer in staat om enkele
voorwerpen zoo fijn en volmaakt te leveren, als voor verscheiden
eeuwen het geval was. Hieruit laat zieh de hartstogtelijke gezet-
heid der Chinezen op koe-toen of oudheden verklären. Zij geven
handen vol geld uit voor oud porselein, oude bronswerken, zijden
stoffen en schilderijen, die dan trouwens ook veel voortreffelijker
zijn, dan wat de nieuwere tijd oplevert; want de hedendaagsche
Chinezen vinden niets uit en volmaken niets, maar dtlen voet
voor voet van den hoogen trap af, waartoe hunne voorvaders het
gebragt liadden. Een niet gering deel van de schuld valt ten
laste der regering, die ook in al wat op kunsten en nijverheid
betrekking heeft de grootste nalatigheid betoont. Aan opwekking
en aanmoediging wordt niet gedacht en evenmin valt aan de Verdienste
eenige onderscheiding te beurt. In oude tijden was dat
anders. Dezelfde middelen, welke Europa sinds nagenoeg een
halve eeuw heeft te baat genomen, om tot naijver en mededinging
op te wekken, het talent speelruimte te geven, en uitstekende
werken onder de oogen van het algemeen te b ren g en ,— deze
middelen kende China voor vele eeuwen reeds, t. w. de tentoon-
stellingen van kunsten en nijverheid. Affe burgers waren geroe-
pen, om over elk artikel in het bijzonder hunne goed- of afkeu-
riug uit te spreken, en aan de tentoonstellers, die uitgemunt had-
den, viel van de. zijde der regering loffelijke vermelding of andere
belooning te beurt.
In een arabisch reisverhaal uit de negende eeuw komt eene
opmerkelijke plaats voor, die eenigzins begrijpelijk maakt, hoe de
Chinezen reeds zoo verbazende vorderingen gemaakt hadden in
een tijd, toen de meeste overige volken nog ver ten achteren waren.
De arabische schrijver zegt: „De Chinezen behooren tot
de schepselen Gods , die de meeste handvaardigheid bezitten tot
teekenen, tot fabriceren en tot allerlei soort van arbeid; in dit
opzigt worden zij door geen ander volk overtroffen. In China
maakt een mensch met zijne hand, wat een ander mensch be