bijna, dat zij opzettelijk gegeven werd om de knoeijerijen,
de onderdrukking en de hebzucht der mandarijnen te begünstigen.
Tegenover zulk een onduidelijken en onnaauwkeurigen tekst doen
zieh immers ligt middelen en wegen o p , om op ziehzelve onschul-
dige handelingen als voor de wet strafbaar voor te stellen.
Hier een paar voorbeelden. Het strafwetboek bevat het vol-
gend artikel: „Ingeval een koopman, na zieh met de zaken zijner
buren bekend te hebben gemaakt, goederen inslaat en daar-
voor zulke prijzen vaststelt, dat zijne buren hunne waren daar-
voor niet verkoopen kunnen, en hij daarvan meer winst dan
de gewone trekt, zoo zal hij met veertig bamboesslagen gestraft
worden.” Hoe kan nu een koopman, boven wiens hoofd zoo-
danig artikel zweeft, ooit behoorlijk tegen de plagerijen van den
ambtenaar zijn gewapend?
Wij deelen nog een ander artikel mede, dat veel sterker is.
„Wie zieh onbetamelijk en in strijd met de wet gedraagt, zal,
alhoewel zijn gedrag niet dadelijk tegen een bepaald wetsvoor-
schrift inloopt, met veertig bamboesslagen gestraft worden; en
hij zal er tachtig ontvangen, ingeval zijne onbetamelijkheid van
zwaarwigtiger aard mögt zijn geweest.” Alleen reeds met behulp
van deze twee artikelen kan een mandarijn al de tot zijn regts-
gebied behoorenden tot het hemd toe uitplunderen.
Het meesterstuk der chinesche wetgeving is evenwel nog in
het wijdomvattend beginsel van solidariteit te zoeken, dat zij vaststelt.
Door middel daarvan maakt zij elken bewoner des rijks verant-
woordelijk voor het gedrag van zijnen buurman of bloedverwant, van
die boven hem staat of van zijn dienaar. Bovenal rust deze vreese-
lijke verantwoordelijkheid op de ambtenaren, maar zij is ook voor
den gewonen burgerman in de hoogste mate drukkend. Elke
honderd familien maken een distriet uit en benoemen een opzig-
t e r , die met zes bijzitters de belastingen invordert. Maar
deze is tevens voor een aantal overtredingen aansprakelijk, die in
zijn distriet plaats grijpen. Hij krijgt b. v., al naar de omstan-
digheden, twintig tot tachtig slagen, als de akkers niet goed be-
bouwd worden bevonden.
In het eerste hoofdstuk van het tweede deel vinden wij het
volgende artikel:
„De misdaad van hoogverraad begaat men of tegen den
Staat, wanneer men de bestaande regering omverwerpt of wan-
neer men die tracht omver te werpen, of tegen den heerscher,
wanneer men vernielt het paleis, waarin hij woont, of den tempel,
waarin zijne familie vereerd wordt, of de graven, waarin de ge-
beenten zijner voorouderen rüsten, of als men tracht die te ver-
nielen. Alle personen, die overtuigd worden, dergelijke afschuwe-
lijke misdaden gepleegd te hebben, of welke men overtuigt, dat
zij het voornemen daartoe hadden, zullen den dood door lang-
zame, pijnlijke foltering ondergaan, onverschillig of zij hoofddader
of medepligtige zijn. Al de mannelijke verwanten der van zulke
misdaden overtuigde personen, in den eersten graad en zestig
jaren oud, of boven *) de zestig jaren oud, met name vaders,
grootvaders, zonen, kleinzonen, ooms van vaders zijde en al hunne
respectieve zonen, zonder aanmerking hunner woonplaats of
van eenigerhande ziekte, zullen zonder onderscheid onthoofd worden.
Alle personen, die hoogverraders of van deze misdaad zwan-
ger gaande individuen kennen en hen begünstigen door geen
aangifte van hen te doen, zullen worden onthoofd.”
Dit vreeselijk beginsel van verantwoordelijkheid strijdt tegen
onze begrippen en ons christelijk gevoel, maar toch is het zeer
natuurlijk, dat het in China voortdurend van krachtige toepassing
blijft; want tegenover eene natie van driehonderd millioenen menschen,
die geen godsdienstig geloof hebben, heeft men ongewone
middelen noodig om zoo tegenstrijdige elementen onder eene
heerschappij te houden en de staatkundige eenheid te bewaren.
Niettegenstaande alle gestrengheid laten politieke bewegingen zieh
evenwel niet verhinderen, en de jaarboeken van dit zonderlinge
volk leveren het bewijs, dat C h i n a h e t m e e s t r e v o l u t i o -
n a i r e l a n d op a a r d e is. Beginselen, als wij daareven geschil-
derd hebben, kunnen slechts eene gekunstelde orde van zaken te
weeg brengen, en reeds eene geringe aanblazing is voldoende, om
een met zoo veel moeite opgebouwd, maar niet goed zamenge-
voegd huis in gevaar te brengen. En bij dat alles biedt China
ons een grootsch schouwspel aan; er ligt iets diep geheim-
zinnigs in deze overoude civilisatie, die tot op den huidigen dag
de ebbe en vloed der revolutien weerstond en niettegenstaande
zoo gebrekkige grondslagen, valsche principes en de geringe mo-
raliteit des volks voor volslagen ondergang is bewaard gebleven.
Het chinesche strafwetboek is in weerwil zijner gebreken een
heerlijk gedenkteeken van den menschelijken geest; wij vinden er
*) Zoo staat in den tekst; het zal echter blijkbaar moeten zijn: be.ned.en
zestig jaar.