nemen. Evenwel zijn niet alle chinesche ambteuaren mannen van
dien Stempel. Wij hebben er integendeel velen leeren kennen,
die ijverig werkzaam waren; zij deden kennelijk moeite, om het
in de wereld tot iets hoogers te brengen.
lijdens ons vrij vervelend verblijf bij dezen vrederegler zöchten
wij dikwijls onzen troost bij een geleerde, die er dagelijks aan
huis kwam om de kinderen van den Verborgen schat te onderwijzen.
Wij moesten hem veel van Europa verteilen en hij, op zijne beurt,
vertelde ons veel van China en liet daarbij niet na, zijn relaas met
allerlei aanhalingen uit de classieke schrijvers te doorspekken. Die
oude geletterde Chinees deed ons onwillekeurig aan de o-eleerden
van den ouden Stempel in Europa met hunne eeuwige latijnsche
en grieksche aanhalingen denken, die bij ons tegenwoordig bijna
geheel uitgestorven, maar in China daarentegen nog in volle fleur
zijn. Zulk een magister treedt met zelfvertrouwen en niet zonder
ijdelheid op, en voert waar hij komt het hoogste woord, want hij
is immers een gestudeerd man, weet over alle dingen te spreken en
is daarbij doorgaans vlug ter taal. Hij laat zijne woorden van levendige
gebaren vergezeld gaan, om ze duidelijker te maken, want
hij kiest die gaarne uit de classieke boeken, welker gezwollen stijl
hij navolgt. Deze is evenwel niet voor allen verstaanbaar, en daar-
om teekent de magister tot verduidelijking nu en dan met den
vinger eens een schriftteeken in de lucht. Als een ander zieh in
het gesprek mengt, schudt hij meelijdig het hoofd en zijn lachje
schijnt te zeggen.- Gij verstaat immers de kunst van spreken n ie t!
In zijne betrekking als meester kan hij echter natuurlijk zulk een
hoogen toon niet aannemen en moet althans uiterlijk bescheiden
zijn; want hij geeft les om zijn kost te winnen en dient de menschen,
die hem betalen, te vriend te houden. Deze magisterklasse is
in China ongemeen talrijk. Het zijn doorgaans onbemiddelde menschen
, die gestudeerd hebben, maar het niet tot het mandarijnschap
konden brengen. Het is geen volstrekt vereischte, dat zij examens
afgelegd of een graad verkregen hebben; want in China is het on-
derwijs aan geenerlei beperking onderworpen en kan iedereen school
houden, zonder dat de regering zieh daarom bekümmert. Deze
meent, dat de ouders het best moeten weten, aan wie zij de op-
leiding hunner kinderen hebben toe te vertrouwen. De hoofden
van een dorp of van eene stadsjvijk zien naar een in hun oog ge-
schikten man rond, om hem aan het hoofd eener nieuwe school te
plaatsen, stellen zijne bezoldiging vast en wijzen hem een locaal
aan. Ingeval hij niet aan de verwachting voldoet, zet men hem
af en kiest een anderen. De regering heeft slechts een zijdeling-
schen invloed. door de examens, waaraan iedereen zieh onderwerpen
moet, om in den eigenlijken geleerdenstand ingelijfd te worden.
Hij moet alzoo de classieke boeken bestuderen, Dat de scholen
in China elkaar overal zoo gelijk zijn, is niet een gevolg van wet-
telijke voorschriften, maar is van zelf zoo geworden. Eijke lieden
houden er eigen huisonderwijzers op na.
In geen ander land is het lager onderwijs meer algemeen ver-
breid dan juist in China, waar men ook in het kleinste dorp, in
elk slechts uit weinige huizen bestaand gebucht een meester vindt.
Gewoonlijk boudt deze school in de pagode, en hij trekt zijne bezoldiging
’tzij uit de opbrengsten van een daartoe opzettelijk aangewezen
fonds, tzij uit eene soort van tienden, welke de boeren hem na
den oogst opbrengen. In de noordelijke provincien zijn de scholen
echter niet zoo talrijk als in het zuiden, waar het volle meer le-
vendigheid van karakter en zucht tot ontwikkeling betoont. Bijna
alle Chinezen zonder onderscheid kunnen zoo veel lezen en schrij-
ven, als tot hun dagelijksch bedrijf noodig is. Handwerkslieden
en boeren houden aanteekeningsboekjes, schrijven zelven hunne
brieven, lezen den almanak en de publieke bekendmakingen en ook
wel ’tgeen de literatuur van den dag oplevert. Zelfs in de vlottende
dorpen, die men op meren, rivieren en kanalen in menigte vinden
kan, zijn scholen, en zelden is er een vaartuig, dat geen pensee-
len, inkt, rekenlei, almanak en allerlei kleine boeken aan boord
heeft.
De chinesche schoolmeester is tegelijk opvoeder. Hij onder-
wijst zijne kweekelingen in de voorschriften der hoffelijkheid, leert
hun alle gebruiken van het ceremonieel kennen, oefent hen in de
verschillende manieren van te groeten en scherpt hun de houding
in , welke zij tegenover hunne ouders hebben in acht te nemen,
en hoe zij zieh jegens meerderen en jegens huns gelijken gedragen
moeten. In europesche boeken kan men uitvoerig lezen, wat belag-
chelijk hooge waarda de Chinezen aan uiterlijke vormen hechten en
hoe bijster zij tot in kleinigheden op etiquette zijn gesteld. Men schildert
hen af als stijve automaten, als gekleede poppen, die volgens het
voorschrift van de wet groeten en elkaar naar bepaalde regels pligt-
plegingen bewijzen. Yelen schijnen zelfs te gelooven, dat tot pa-
lankijndragers en vodderapers toe voor elkaar neerknielen en de een
den ander duizendmaal exeuus vragen, nadat ze elkaar een oogen-
5*