bij te zetten. De kok in het gemeentepaleis te Kien-tscheoe was
een talent, een genie in zijn vak, en zijn maaltijd droeg de hooge
goedkeuring van alle gasten weg.
In den loop van dien geheelen dag gedroegen de mandarij-
nen van Kien-tscheoe zieh ten volle onberispelijk, en dus betoonden
wij ons den volgenden dag daar ook erkentelijk voor door op te
trekken. Wij scheidden, schijnbaar als uitnemend goede vrienden,
maar toch zeker zonder den wensch: Tot wederzien!
De ons thans wachtende wegen waren ver van die in de
omstreken van Sse-tschoeen te evenaren. Over ’t geheel laten de
groote wegen in China zeer veel te wenschen over, zoodat het
verkeer te land doorgaans zeer lästig, vermoeijend en dikwijls
halsbrekend wordt. In de nabuurschap der groote steden zijn zij
nog behoorlijk breed, doch hoe verder men deze achter zieh laat,
des te smaller worden ze, tot zij soms eindelijk wel ten volle
verdwijnen. In dat geval strompelt de reiziger voort, zoo als hij
maar best kan, zoekt ergens een voetpad of greppel tusschen de
akkers, sjokt door dik en dun, en mag van geluk spreken, als hij
eindelijk behouden aankomt, waar hij wezen moet. Zeer dikwijls
heeft het bestuur niet eens de moeite genomen, om over eene
beek een brug te leggen; men waadt er dan door. Echter vindt
men op zulke plaatsen ook dikwijls eenige mannen, die den
reiziger op den rüg nemen en overdragen, waarvoor zij dan eenige
sapeken ontvangen. Men houde in het oog, dat al wat hier ge-
zegd is van de groote, zoogenaamde rijkswegen geldt.
Over zulk eene jammerlijke verwaarloozing schijnt men in
vroeger tijden niet te klagen te hebben gehad, want toen waren
er wegen, die niets te wenschen lieten, en nog tegenwoordig kan
men in de meeste provincien de overblijfselen van fraaije en breede
chaussees zien, die met zware keijen bestraat en met hoog geboomte
beplant waren. In de jaarboeken worden vooral de prächtige
heirwegen geroemd, welke de dynastie der Song van het
eene einde des rijks tot het ander liet aanleggen. Daarbij kwamen
onder de dynastie der Yuen de ruime kanalen en vaarten, die
het reizen en het goederenvervoer ongemeen verligtten. De
Mandschoedynastie heeft soortgelijke werken niet alleen niet onder-
nomen, maar integendeel ook de reeds bestaande deerlijk laten
vervallen, ja zelfs begünstigt zij de vernieling en laat oogluikend
toe, dat men de boomen velt, de steenen opneemt en wegsleept,
waama de grond van den weg aan de naast bij liggende akkers
wordt getrokken. Bij de overal in het gansche rijk heerschende
plunderzuckt verwondert het ons, dat op al deze wegen nog
ecu boom en een steen op zijne oude plaats is gebleven.
Aan de kanalen is de vernieling nog niet zoo erg, en men bemerkt
wel, dat de regering toch iets doet, om ze in stand te
houden. Evenwel komen toch ook zij meer en meer in verval.
Het beroemde Keizerskanaal, dat het land van het noorden naar
het zuiden doorsnijdt, ligt meest droog en wordt zelden anders
p-ebruikt, dan ' wanneer de opbrengsten der landerijen en de
voor de keizerlijke magazijnen bestemde granen. naar Peking worden
opgezonden.
Eene dagreis van Kien-tscheoe werd het land bergachtig en
minder vruchtzaar; ook de menschen vertoonden zieh op het oog
meer ruw en plomp en hadden minder beschaafden toon en manie-
ren. WTij vonden de woningen in verval, in de dorpen heerschte
verregaande onzindelijkheid en men ontdekte weinig sporen van
welvaart meer. Overigens was deze bergachtige streek geenszins
woest of bar; de hoogten waren met bosch bezet, de velden längs
de hellingen en in de dalen met kao-leang, mais, suikerriet en tabak
beplant. Die kao-leang, eene verscheidenheid van Eolcm sorghum,
waaruit men in Erankrijk bezems maakt, wordt in sommige provincien
van China zorgvuldig en in groote menigte verbouwd, en
groeit zoo hoog en stevig, dat zijne halmen bij den bouw van
hutten en het maken van omheiningen gebruikt worden. De aren
leveren een aanzienlijk aantal dikke korrels, welke de arme lieden
in plaats van rijst eten en waaruit een zeer veel alcohol bevat-
tende brandewijn getrokken wordt. Aan den maisbouw besteden
de Chinezen weinig zorg, waarom de hoedanigheid dezer graan-
soort bij hen dan ook veel te wenschen overlaat. Men plukt de
kolven voordat zij de behoorlijke rijpheid erlangd hebben en
terwijl ze nog melkachtig zijn; alsdan worden zij even geroosterd
en zoo verteerd. De suiker is in China overvloedig en zeer goed-
koop; in de zuidelijke provincien geeft het riet een bijzonder rij-
ken oogst. De Chinezen verstaan de kunst van raffineren niet
of althans leggen zij er zieh niet op toe, zoodat hunne suiker
den glans en de witheid van de europesche mist en slechts een-
voudig gekristalliseerd of als cassonade in den handel komt.
Tabak wordt in ontzettende menigte verbouwd, alhoewel dit
gewas eerst zeer laat naar China kwam. Men wil, dat het door
de Mandschoes in het rijk des middens gebragt werd, en dat de