ü
maatregelen genomen had. Nog afschuwelijker was de vrolijkheid
en het spottend gelach der Soldaten, die elkaar op de akelig ver-
wrongen gezigten der ongelukkigen opmerkzaam maakten. Men kan
uit dit eene geval afleiden, hoe gruwelijk het bij revolutien en
burgeroorlogen moet toegaan bij een volk, dat in tijden van rust
en in koelen bloede tot zulke wreedheden in staat is. Tegenvvoor-
dig, nu een groot deel des rijks zieh in staat van opstand be-
vindt, worden zeker onmenschelijke gruwelen gepleegd.
Het strafwetboek houdt zieh uitvoerig bezig met de inrigting
der familie, die, gelijk wij reeds meermalen deden uitkomen, eene
tegelijk maatschappelijke en staatkundige instelling is. Het be-
ginsel van kinderlijken eerbied en eerbetooning wordt overal ge-
roemd en aangeprezen; maar desniettemin staat het vast, dat men
in de chinesche familie veel minder eendragt en eensgezindheid
vindt dan in Europa. De reden is zeer eenvoudig. In China
wordt de kinderlijke pieteit door de wet en den bamboesstok, niet
door religie en pligtsbesef, geregeld; die beide eersten moeten de
familiebanden kunstmatig vasthouden. Aanvankelijk zijn zeker de wetten
betreffende de familie de uitdrukking van een levendig en waar-
achtig gevoel geweest; maar in verloop van tijd is het gevoel
verdweuen en de wet gebleven. De vrees voor halsblok en rot-
ting is in plaats der liefderijke genegenheid getreden, en zoo is
alles langzamerhand ten volle in sleur en slenter ontaard.
Omtrent het huwelijk, als den grondslag der familie, bestaan
uitvoerige en naauwkeurige voorsehriften en verordeningen. Wij heb-
ben reeds bij herhaling doen zien, dat de huisvader eene tirannieke
magt heeft; dat bij huwelijken de wil der aanstaande echtgenooten
niet in aanmerking komt, en dat de echtverbindtenis wordt voltrok-
ken, zoodra de ouders het dienaangaande eens zijn. Weigert de eene
of andere familie aan het gesloten verdrag te voldoen, zoo bekomt
de huisvader vijftig stokslagen en het huwelijk moet toch plaats
hebben. Ingeval geen contract werd opgesteld, is het aannemen
der huwelijksgeschenken voldoende om de toestemming van beide
partijen te bewijzen. Zoodra het echter het aangaan van een
tweede huwelijk geldt mag de vader zijn kind, dat weduwenaar
of weduwe is, geen dwang meer aandoen; en hij wordt ingeval
hij zieh dat veroorlooft met tachtig bamboesslagen gestraft. Wanneer
in den tijd tusschen de verloving en het huwelijk de ouders
der bruid de hand dezer laatste aan een ander beloven, zoo ont-
vangt de vader zeventig slagen, en tachtig ingeval de bruid reeds
voorgesteld geworden en aangenomen is. Wie eene huwelijksbe-
lofte aannam, ofschoon hij wist, dat reeds vroegere onderhandelin-
gen omtrent een huwelijk aangeknoopt waren, krijgt tachtig slagen
met het bamboesriet. Eene uitzondering maken de gevallen, waar-
in voor de bruiloft diefstal of ontucht door eene der partijen gepleegd
werd; alsdan verliest het contract van zelf zijne kracht.
De wet neemt omstandigheden aan, waaronder geen huwelijk ge-
oorloofd is; zij kent volstrekte en voorwaardelijke beletselen,
alsook dezulke, die een uitstel noodig maken. Gedurende den
tijd, dat men wettelijken rouw over vader, moeder of echtge-
noot draagt, mag men niet trouwen; een onder zulke omstandigheden
aangegaan huwelijk is nietig en wordt buitendien nog met
honderd bamboesslagen gestraft. Een tijdens den rouw over groot-
vader of grootmoeder, oom of tante, ouder broeder of zuster gesloten
huwelijk is wel geldig, doch wordt gestraft met tachtig
bamboesslagen. Niet geldig is het tweede huwelijk van eene weduwe,
die bij het leven haars mans van den keizer een eererang
heeft bekomen; zij krijgt honderd slagen, verliest hären rang en
wordt van haar tweeden man gescheiden. Van onwaarde zijn huwelijken
tusschen dezulken, die een en denzelfden familienaam
dragen; met een persoon, die eene misdaad begaan en zieh daar-
om verborgen heeft, en eindelijk ook met muzikanten en come-
dianten. Wie zieh hieraan schuldig maken krijgen stokslagen.
E c h t s c h e i d i n g e n hebben in door de wet bepaalde gevallen
of ten gevolge van wederzijdsche overeenkomst plaats. Het komt na-
tuurlijk dikwijls voor, dat echtgenooten, wien men niet eens naar
hunne toestemming gevraagd heeft, elkander niet bevallen. De man
kan zijne vrouw verstooten om: onvruchtbaarheid, onzedelijkheid,
oneerbiedigheid jegens schoonvader of schoonmoeder, kwaadspre-
kendheid, diefachtigheid, jaloerschheid en voortdurende sukkeling
of ziekte. — De impieteit, de bezondiging tegen den eerbied, be-
staat in het verwaarloozen der pligten, welke de familie oplegt.
Het wetboek geeft er de volgende bepaling v an : „Zij is gebrek aan
achting en oplettendheid voor hen, wien men het aanzijn is ver-
schuldigd, die iemand groot gebragt en beschermd hebben. Men
is oneerbiedig, als men een proces tegen zijne naaste verwanten
aanvangt, hen beleedigt, geen rouw om hen draagt en hunne na-
gedachtenis niet eert.” Op het sehenden dezer pieteit zijn zware
straffen gesteld. Wie zijne ouders slaat ondergaat de doodstraf;
zoo mede die een valsche beschuldiging tegen zijne ouders in-
9*