gelgevecht met allerlei zwenkingen. Men kan zieh moeijelijk iets
pot3ierlijkers voorstellen dan zulk eene chinesche legeroefening. De
Soldaten loopen vooruit en ackteruit, springen, huppelen, kruipen
weg achter hun schild, als om den vijand te bespieden, staan
kaastig op, kouwen regts en links in de lucht, en gaan op den
loop met den uitroep: Yictorie! Yictorie! Men zou zieh verbeelden
een troep Springers en koordedansers te zien. Zoo lang
dit spiegelgeveckt duurde, zwaaiden twee aan elk einde van ket
getimmerte geplaatste officieren een vaandel en duidden door meer
of minder rassche bewegingen aan, hoe heet het daar op ket
slagveld toeging. Zoodra het vaandel werd opgerold, rustten ook de
strijders uit, en elk rot begaf zieh weder naar zijne standplaats.
Na dezen grooten slag moesten enkele uitgelezen compagnien ma-
noeuvreren. Zij waren vrij goed gedrild, schoon ook haar op-
treden ons zeer kluchtig toescheen. De engelsche artillerie keeft
het niet zwaar te verantwoorden gehad tegenover lieden, welker
afrigting koofdzakelijk daarin bestaat, dat zij allerlei lucktsprongen
maken en lang op een been staan kunnen zonder het evenwigt te
Yerliezen. De fuseliers en boogschutters schoten naar de schijf en
toonden daarin groote beheudigheid. De chinesche geweren heb-
ben geen kolf, maar slechts een handvat als de pistolen, en worden
ook niet tegen den schouder aangezet, maar boven de heup.
Yoordat men den haak met de brandende lont laat vallen, mikt
men niet door middel van een vizier, maar door het wit in het
oog te vatten, zonder dat men zieh verder om het geweer bekümmert.
Wij hebben ons overtuigd, dat deze methode zeer
doelmatig is. De Chinezen mikken dus niet, maar doen bij het
schieten als wij, wanneer wij met een steen naar eenig voorwerp
glooijen.
Wij hebben reeds gezegd, dat de veldslangen geen affuiten
hebben, maar door twee man op den linker schouder gedragen
worden. Met de regier hand houdt men ze vast. Deze mensche-
lijke geschutonderlagen maken eene zonderlinge vertooning op het
oogenblik, dat vuur wordt gegeven. Zij beijveren zieh, om be-
daardheid en manhaftigheid te vertoonen, maar hun toestand is
toch zoo bedenkelijk, dat zij staan te trillen en allerlei leelijke ge-
zigten trekken. De keizerlijke regering heeft uit vaderlijke voor-
zorg voor deze veldslangdragers verordend, dat zij zieh katoen in
de ooren stoppen, en wij konden ons met eigen oogen overtuigen,
dat aan dit voorschrift voldaan werd. Dat met soortgelijke kanonnen
niet veel valt uit te rigten, behoeven wij naauwelijks te
zeigen. Iu Mongolie legt men dit geschut niet op menschen, maar
op karneelen. Op de schilderijen, die den veldtogt van keizer
Kang-hi tegen de Oeleuten voorstellen, merkt men vele kameelbat-
terijen op. — De wapensekouwing werd met een algemeenen
stormloop tegen die gedetacheerde forten besloten. Ons bleef de
tactiek ten volle onbegrijpelijk. Wij begrepen niet, wat al die
vreemde marschen en bewegingen eigenlijk wel beduiden moesten.
Aan geschreeuw en gejoel ontbrak het nogtans in geen geval.
Eindelijk werden de vanen niet meer gezwaaid, de mandarijnen
op het gestoelte rezen op en riepen: Yictorie! en de gezamenlijke
keldenschaar herhaalde dezen kreet driemaal uit volle keel.
Onze beide C.hristenen, de snijder en de smid, keerden met
roem en stof overdekt naar huis terug. Zij wisten op onze vra-
gen weinig te antwoorden, wijl zij zelven niets van het ding begrepen
, wat zij meenden dat met rijkelijk twee derden der overige
manschap het geval zou zijn, die even weinig van het soldaten-
wezen wisten als zij zelven.
Het getal der Mandschoesoldaten zal ongeveer 60,000 be-
dragen; zij zijn bestendig onder de wapens en zeer goed geoefend,
en zeker heeft de keizer er zeer groot belang bij, dat zijne
landslieden, de hoofdsteunsels van zijn troon, een krijgshaftigen
geest betoonen. Om de mongoolsche en chinesche troepen bekümmert
hij zieh minder; het is zelfs waarschijnlijk, dan de Mand-
schoedynastie er geen degelijke Soldaten uit maken wil, opdat het
overwigt der Mandscboes, die zieh alleen op het wapenhandwerk
toeleggen, onaangetast blijve. Indien de 500,000 man Chinezen
even goed geoefend als de 60,000 Mandscboes waren, zoo zou
het hpn gemakkelijk vallen, deze laatsten het land uit te jagen *).
De zeemagt is eene waardige zuster van de chinesche land-
magt. De 31,000 zeelieden zijn op een groot aantal oorlogsjon-
ken verdeeld. Deze schepen zijn aan den voor- en aan den
achtersteven zeer hoog, plomp gebouwd, hebben zeilen uit bam-
boesmatten en manoeuvreren zeer gebrekkig. Tot verre togten
zijn zij niet gesekikt; zij varen dus slechts längs de kust en op
groote rivieren en maken jagt op de piraten, die overigens voor
*) Wij merken aan, dat al de bovenstaande opmerkingen reeds vöör
het uitbreken van den chineschen opstand geschreven waren, en dat wij
er geen regel in veranderd hebben. H. en G.