
wilden ze weten, wie het toch waren, die daar längs den voet
des bergs de rivier van Padaug invoeren. Eeuige oogenblikken
later stapten we ‘aan de landingsplaats, digt bij eenige door
vele kokospalmen belommerde Gouvernements-pakhuizen, aan
wal, en vonden daar het rijdtuig, hetwelk de toenmalige
oiviele en militaire Gouverneur van Sumatra’s W e s tk u s t, de
beer Generaal—Majoor ,1. v a n s w i e t e n (thans IA Generaal en
Kommandant van het Indisch leger) gezonden had ora ons al'
te halen en naar zijne woning op S o en g k i (1) te brengen,
waar hij ons vriendelijk gastvrijheid bood. Na 5 palen rijdens,
gedeeltelijk door de stad en gedeeltelijk tusschen sawa-velden
en längs een paar inlandsche doessons of kampongs, kwamen
we te S o en g k i aan, alwaar het fraaije Buitenliuis van den
Gouverneur te midden van een’ grooten tuin en park, aa,n
drie zijden door hoog gebergte omgeven, bevallig en liefelijk
aan den zoom eener bruisende rivier gelegen is.
Gelijk men weet, heeft de hoofdplaats P ad an g , - niet alleen
nadat ze, ten gevolge der overwinningen van den Admiraal
p i e t e r . d e b i t t e r , , door de Oost-Indische Kompagnie tot hoofd-
kantoor van den handel op Sumatra’s W e s tk u st verklaard
werd, maar ook voor dat de Nederlanders zieh er definitief
gevestigd hadden, hare eigene kronijk of geschiedenis, en
staat deze in naauw verband met de geschihdenis, van Sumatra’s
W e s t - en N o o rd k u s t. De berigten, welke hieromtrent ziju
opgeteekend, willen we in een .paar grove omtrekken zamen-
vatten. Nadat de Portugesche vlootvoogd a l t o n so d ’A lb u q u e r q u e
de Kaap De goede Hoop omgezeild, en in 1506 Sumatra
bezocht en in 1509 en 1510 handelsverbindtenissen met den
Sultan van A tjin aan de Noordkust gesloten had, kwamen de
Nederlanders, bij hun’ eersten togt naar In d ie onder j a n j a n s e
m o l e n a a r en c o r n e l i s h o u tm a n , in 1595 almede ter Sumatra’s
(1) Deze plaats heet eigenlijk: L e b o e -m e g a lo n g , en het vvoonhuis of lusthuis
liraagt gewoonlijk den naam van Welkom.
W e s t - en N o o rd k u s t aan, alwaar de Portugezen toen reeds
sedert lang hunne faotorij of löge gevestigd hadden, en zoowel de
Nederlanders, als de Engelschen, (welke laatsten, nadat ze in 1602
Java hadden aangedaan, in 1 6 1 2 , onder jam e s L a n c a s t e r ,
met 4 schepen te A tjin landden), met grooten weerzin zagen
verschijnen, - zijnde deze weerzin eindelijk (gelijk bekend
is) zelfs zoover gegaan, dat de opper-koopmau en opper-
kommissaris c o r n e l i s h o u tm a n , die, bij den tweeden in 1698
ondernomen togt der Nederlanders naar I n d ie , (onder gezeg-
den C. HOUTMAN, P. BOTH, P. VAN CAARDEN, S. VAN DER HAGEN,
3. VAN NECK, J. HEEMSKEltK, W. HERMANSZ en J. VAN SPILBERGEN),
in het jaar 1699 met de schepen Leeuw en L e euw in te
A tjin terugkeerde,, er met eenigen der zijnen door de tegen de
Holländers opgehitste bevolking vermoord werd. De Nederlanders,
die zieh in 1606 op nieuw te A tjin hadden neerge-
zet, doch later hunne factorij alweder hadden moeten opgeven,
verkregen er eindelijk in 1 6 8 7 , door het beleid van den
Kommissaris r o e l o e s , meerdere regten en voorregten, en erlang -
den er zelfs, na het voor hen moeijelijke jaar 1648 gelukkig
doorgeworsteld te hebben, in 1649 eene vaste vestiging. Hunne
loges of factorijen, die ze nu‘ aan de mondingen van eenige
ri vieren längs de westkust oprigtten, werden van geschut voor-
zien en in versterkingen of fortjes herschapen. Kort daarop deed
het gedrag van den Koning van A tjin den koopman b o r t
naar B a t a v ia vertrekken om bij de Eegering klagten tegen
den Vorst in te brengen, en wel met dit gevolg, dat er, -
door tusschenkomst van den Kommissaris k e i z e r , die de bevolking
.genegen bevonden had om zieh onder de bescherming
der Kompagnie te stellen, - in 1662 met de te B a ta v ia
aangekomen Atjinsche gezanten een verbond werd aangegaan,
waarbij A tjin de opperheerschappij der Kompagnie, met uit-
sluiting der Portugezen en Engelschen, erkende. De pogingen
echter van g r o e n e w e g e n , die toen door den Opperlandvoogd Mr.
JOAN MAATSUIJKER (1 6 5 3 -1 6 7 8 ) in Julij 1662 naar A tj in gezonden
werd om dit verdrag of verbond ten uitvoer te leggen, hieven