
de teedere takjes wuifde, of vau de roode klei-aarde, die
sominige wespen of wesp-soorten eil vliegende insekten tot liet
makeu van nestjes of cellen aau de blaadjes en bladsteeltjes
geliecht hadden, - of eindelijk met het afnemen der vreemde
dorre bladeren , die de wind van elders aangevoerd en op
de kruinen der pala-boompjes had nedergeworpen (I).- De
kinderen van a l i - b a s s a , geholpen door eenige kinderen der
bedienden, schenen dit ligte werk gaarne te doen, en zuiverden
zelfs elke witte vlek, die een overvliegende vogel soms op de
blaadjes had laten, vallen, hetgeen ze ,/t jo e t j i- ta a i-b o e r o u g ”
of n t j o e t j i—k o t t o r -b o e r o n g ” uoemden, d. i. het vuil der
vogelen schoonmaken. Maar veel liever nog zöchten ze de
afgevallen noten op, die onder het tapijt der gele bladeren vau
een p a la , of p a la -b o e i (2) verscliolen lagen, en hun met
de versehe roode b o eu g a -p a la (foelie) tegenblonk'en.
, En hiermede ben ik aan het slot mijner herinneringen van
B e n k o e len gekomen. De o e lo e (bovenlanden of binnenlanden),
van dit landschap heb ik niet bezoeht, Ik had daartoe geen’
tijd, en toen ik , na den afloop mijner bezigheden, den noodigen
tijd zou gevonden hebben, werd de maandelijksehe stoomboot
naar P ad an g gewacht, zoodat ik mij niet van de hoofdplaats
verwijderen kon, tenzij dat ik den kans had willen wagen om
mij de gelegenheid naar Padang soms te laten outslippen. De
boot daagde echter niet op, en kort daarna werd mijne vrouw
gedurende ongeveer 3 weken lang ernstig ziek. Naauwelijks was
ze aan de betere hand, toen ik-zelf ook op den 7ien Eebruarij
(1) Zoodanige aangewaaide vreemde bladeren op eenige plant of boompje noemen de
inlanders d a w n -m e n om p a n g , hetwelk eigenlijk L o g e e r - b la d e r e n beteekent,
afgeleid van tom p a n g , d. i. »>geherbergd of ingekvvartierd zijn, tijdelijk wonen.”
(2) P a l a - b o e i is de naam van een’ species der m a n n e t j e s - p a la -b o om e n ,
die toch vruchten geven, in . onderscheiding van den eigenlijken m a n n e t j e s -
p a la - b o o m , die alleen bloesems en geen vrachten geeft. De meeste vruchten
draagt de w ij f j e s -p a la -b o om , dien men » p a l a - p a r a m p o e w an” noemt, gelijk
den mannetjes-boom » p a l a - l a k i - l a k i ; ”
in hevigen graad ongesteld werd. En zie, slechts eenige oogen-
blikken later gewerd aan de beide zieken de tijding, dat de
verwacht wordende boot in de P o e lo e -b a a i geaukerd was!
Hoe lang ze ook verbeid, en met ongeduld verbeid, was, kwain
ze ons nu toch zeer ongelegen. Maar // sic fa ta v o lu n t ” (zoo
wil het lot) dacht ik met de oude Romeinen , en we maakten
ons reisvaardig. Den volgenden morgen hadden de civiele Amb-
tenaren en de Officieren van het garnizoen en hunne vrouwen
de vriendelijkheid om aan het huis van ali—bassa bijéén te
komen , teil einde van ons afscheid te nemen. Hartelijk druk-
ten w'e allen de hand, want allen hadden ons veel genegenhoid
betoond, en vooral ook de Officier van gezondheid, de heer
de EDITER, die de twee patienten op dé zorgzaamste en meest-
belanglooze wijze behandeld had. Tegen 10 à 11 uren zaten
wre in de palanquin (kr ett'a-p lank i) vau onzen gastheer,
die ons in zijn bendi tot aan de P o e lo e -b a a i vergezelde.
Twee uren later waren we aan boord, en zeiden we hem vaar-
w'el, weinig denkende, dat hij reeds kort na ons vertrek (in
April 1855) niet meer onder de levenden zijn zou. Weldra
gingen w'e met goeden wind en kalme zee onder stoom, liepen
buiten Rat-eiland om, passeerden de kusten der landschappen
L a ïs, A n a k -S o e n g i en M o k o -m o k o , en, eer het donker
werd, was B en k o e len reeds lang uit ons oog verdwenen.
Allengs scheen nu de hemel op de aarde neder te zakken of
zieh met deze te vereenigen, en de verre horizon hoe langer
zoo digter bij ons te komen. Eindelijk was het geheel duister,
en zagen w'e niets meer dan den azuren met starren bezaaideu
mantel der Nachtgodin boven onze hoofden, en de seinlantaarn
aau den voormast, en de tintelende vonken en slangen der
naast het schip phosphorescerende zee.
Des anderen daags voelde ik mij merkelijk beter, en was
ik aanhoudend op het dek om uit te zien. Doorgaans hielden
we de westkust van Sumatra met hare talrijke kapen èn
hooge voorgebergten, telkens afgewisseld door vlak en laag
strand, in het o o g , en konden ook soms aan bakboord de