
vinden van zilver, hetwelk men meende dat in dezen heuvel
aanwezig was, doch bij een ingesteld wetenschappelijk on-
derzoek niet als zilver erkend werd. Aan de boorden der
A ijer-oedang-rivier ligt de p a r it of tin-mijn A ije r -o ed a n g
en op eenige palen afstands de parit A ij e r -m a n g k o k -b o e lo e .
Bij eene andere rivier in dit distrikt, namelijk bij de rivier
A ije r -m e r a (rood water), aan welke de kampong van dezen
naam gelegen is , zoomede te T a n g o n g -M a n g o n g en Tan-
j o n g -B o e n g a , werd in vroeger jaren goud gevonden, doch
in geen grooter hoeveelheid dan er weleer op enkele plaatsen
op J a v a , b. v. bij de dessa Gandool in P a ssa ro ean , gegra-
ven werd. Overigens zijn er bij den berg M a n k a , mede
in dit distrikt gelegen, en verder bij den voet van den Parm
a ssa n g , eenige warme minerale bronnen, waarvan de tempera-
tunr min of meer gelijk is aan die der bronnen van Gandaria
op den berg O en g a r a n bij S a la t ig a en van die bij den
K raw an g sch en berg B a to e—K a p o r en elders op Ja v a (1).
De hoofdplaats P a n k a l-p in a n g wordt door eene Bedoute
bescbermd, m welker nabijbeid het hnis van den Admimstiateur
aan den zoom van een’ schoonen en breeden weg gelegen is.
Deze weg is de hoofdweg des eilands, en loopt zoowel längs
de aarden wallen der benting als längs de goed-bevolkte kam-
pongs der inlanders en Chinezen. De kotta heeft een net en
zindelijk voorkomen, en ontleent van de rivier P a n k a l-p in a n g ,
die haar besproeit, hare levendigbeid en gezelligheid. Bijzon-
derheden levert ze niet op en fraaije gezigten heeft men er
niet. Toch was er voor mij iets bijzonders te zien, namelijk
twee wilde en kwaadaardige dieren, die in Banka’ s bosschen
gevangen en in een hok op het erf van mijn’ gastheer opgeslo-
ten waren. Ze hadden graauwaehtig-witte hären, en de grootte
en eenigzins de gedaante van een halfwassen kat, en schenen
(1) Als ik mij niet vergis, hebben de minerale S o lo s c h e bronnen D e r k ilo ,
H a lit en D e rS n , en de 3 wellen G e d o n g -S o n g o (9 tempelen) op den Oena-
r a n g of O en g a r a n g , eene koude temperatuur.
gaarne te dommelen of te slapen en niet van het daglicht te hou-
den. Niemand wist mij te zeggen, welke dieren het waren.
De een hield ze voor Luijaards, en een ander dacht, dat het
Honigbeeren of b r o e ä n g ’s waren. Als men de luije slapers
met een stokje wekte, beten ze in het stokje, en vlogen ver-
woed en brommend, als jonge tijgertjes, tegen de ijzeren tralie’s
op om de plagende hand te straffen. Overigens waren ze niet
schuw of bang voor menschen, en gingen dadelijk weder even
als katten slapen, als ze een’ vergeefschen sprong naar de hand
buiten het tralie-werk gedaan hadden.
Onder de Clnnesche mijnwerkers te P a n k a l-p in a n g zijn
er, even als te B lie n jo e , eenigen, die tot de Boomsch-
Katholijke Kerk bekeerd zijn. In het geheel waren er in 1854
bij de tinmijnen te P a n k a l-p in a n g , B lie n jo e en S o en g i-
s la n 146 Chinezen, die tot de S e r a n i-h o e i of het Christelijk
gezelschap (het Chin&che ho ei toch beteekent: genootschap, v e r -
eeniging,) behoorden, en wkt overgang tot het Katliolicisme door
wijlen den B. K. Missionaris j . J. l a n g e n h o f f bewerbt was.
Bij eene der vele mijnen van P a n k a l-p in a n g stond zelfs reeds
een Boomsch-Katholijk kerkje of kapel, gelijk mede een dito
kapel bij eene der vele mijnen van S o e n g i—s la n , alwaar zieh
ook de heer l a n g e n h o f f tijdelijk gevestigd had. De Katho-
lijke Chindzen, die ik te B l ie n j o e en elders bezocht,, hadden
in hunne woning een bidvertrekje afgezonderd, aan welks einde
een klein, met een’ witten doek overdekt en met twee was-
kaarsjes be z e t altaar stond, waarop een c in u sT U S -b e e ld , een
MAitiA-beeld en eenige geklenrde emblema’s of Symbolen der
B. K. Kerk geplaatst waren, - en een hunner had juist, toen ik
bij hem intrad, een met plaatjes versierd gebedenboekje met
Nederduitschen tekst in handen. Den tekst kon hij niet lezen,
maar de plaatjes begreep hij, en, toen ik hem onder anderen,
op een der plaatjes wijzende, vroeg, wat het beduidde, ant-
woordde hij in gebroken maleisch: „ d it is de g r o o t e He er
j e z i t s , d ie de b in d e r e n z e g e n t .”
5*