
Ohinesche kampong, - passeerden den weg, die dwars-af naar
S o en g i-r a ja leidt, aan onze linkerhand en een paar verlaten
goudmijnen ter regterzijde, - en kwarrym eindelijk doodmoede en
doornat van hei zweet bij de benting te S em in is , in welker
nabijheid onze troepen in 1853 meermalen met de Taikon g-
Chintizen handgemeen werden, en van waar de weg regt door
naar Sepang voert, welke plaats, gedurende de Chinesche
onlusten ter Borneo ’s Westkust, in het zoo even gemeld jaar,
niet. minder dan de Afdeeling S em in is , beduidende vermaard-
beid verworven beeft.
Des anderen daags bezochten we de Daijaksche kampong
B a r a b a to e , welke ongeveer 2 palen van bet fort ligt. Ze
bestaat uit een paar lange loodsen, waarin (gelijk hooger reeds
gezegd is,) verschillende law a n g ’s of woonvertrekken voor
verschillende huisgezinnen zijn afgeschoten. We zagen er eenige
mannen en vrouwen en kinderen, benevens eenige lansen ,
klewang’s , vergiftigde pijlen, s o em p it—an’s of blaasroeren, en
mandjes met een planken deksel om er de gesnelde (in het
Daijaksch » mengajau) mensehenhoofden in te dragen. De
vrouwen droegen niets anders dan haar kort eng rokje, dat
van de beupen tot bijkans aan de knieen reikt, en , volgens
gewoonte, een rolletje of een bamboezen kokertje met tabak en
sirie in de ooren; doch een .barer droeg, ten teeken van
rijkdom, een’ driedubbelden snoer om het lijf, waaraan zilveren
guldens, kwartjes en dubbeltjes geregen waren. Het kampongs-
hoofd droeg een’ collier van tanden van mensehen en dieren.
De overige mannen droegen slechts den tjam at of tjid a k k o ,
en eenige braceletten van been of hoorn, of van gevlochten
bamboe of koper, aan de armen (1).
(1) De Daijaksche jongeling drangt een bracelet aan den linker-boven-arm,
die hij, zoodra hij huwt, aan zijne vrouw geeft.
De heer HARDENBERG bezorgde mij een kompleet Daijaksch krijgskostunm,
bestaande in een pant9er van buffelleer, een’ wapenrok van zeekatjes of zeehoorns,
een’ oorlogshoed met jaarvogelvederen, een’ klewang en Ians met haarlokken van
gesnelde mensehenhoofden en van bokken, een’ pijlkoker met vergiftigde pijlen, en
een mandje ter berging van gesnelde koppen.
Van Barabatoe keerden we in den namiddag naar S em in is ,
en van daar den volgendep morgen, längs denzelfden weg van
den 7den, naar Sambas terug. Op den 10detl vertrok ik naar
P em angk a t aan de monding der Sambas-rivier, en deed
deze gansche reis per b id a r , waarmede ik voor den stroom
de rivier afzakte, terwijl de Civiele schoener in den voormiddag
van deu anderen dag, volgens afspraak met den Kommandant
van dezen bodem, mede te Pemangkat komen zou om mij
af te halen. Ten 7 uren des ochtends, toen de stroom uitwaarts
of naar bniten begon te loopenr roeide ik van Sambas weg,
en behield dit günstig getijde tot ongeveer 1 uur in den
namiddag, op welk tijdstip de voortgang der bidar wegens
tegenstroom merkelijk vertraagd en de arbeid der roeijers be-
langrijk verzwaard werd. Ongeveer ten half 3 uren stapte ik
aan den voet van den heuvel van P em an gk a t aan wal, en
beklom het in vele bogten en zigzags-slingerende voetpad,
lietwelk naar den top of naar bet Port Sorg leidt, en mij aaii
het bekende L a d d e r -h ill op St. H e len a of aan den weg
op de Rots van G ib ra lta r denken deed. Van den top van
Pemangk at had ik «en ruim en schoon uitzigt op de zee en
de rivier, en op de welige rijstvlakte ten oosten, waarin een
groote Chinesche kampong en op meer verwijderden afstand
eenige Dayaksche kampongs gelegen zijn. Met den heer n i c l o u ,
] steii Luitenant-Kommandant van bet Port en Civiel Gezaghebber
der Afdeeling P em a n g k a t, - bij wien ik gastvrijheid genoot, -
deze uitgebreide vlakte overziende, herdachten we de bloedige
gevechten, ' die daar in 1853 tusschen de Chinézen der
k o n g s ie -S a n tia k io uw en onze expéditionnaire troepen gele-
verd werden, en waarbij de overste s o r g sneuvelde, wiens lijk
(gelijk reeds hooger gezegd is) ten N. W. der benting op den
top van P em angk a t begraven ligt. De heer n i c l o u wees mij
dat srraf. hetwelk zeer net O * onderhouden en door bloemstruikeu
omringd is, en met een eenvoudig monument prijkt, vermeldende
de namen van den Lt. Kolonnel s o r g , en van de Sergeanten
26*