
vaster of losser op te rollen. Sommige Daijaksche mannen
drcegen een’ smallen gordel of buikband om den middel, waar-
aan van voren een lapje katoen nederhing, en van achteren een
smal langwerpig matje bevestigd was. In oorlogstijd draagt de
Daiiakker aan zijn tjam at menschen-hoofdhaar, en rondom de
heupen als amulet een’ snoer van kaaimans- of tijger-tanden. Ilij
heeft dan een’ wapenrok van boomscbors of karbouwen-vel aan, die
overtrokken is met linnen en watten, welke weder met schelpen
overdekt zijn. De armen blijven onbedekt, doch de rok of
tabbaard, waarin een gat voor hrt hoofd gesneden is, bescbermt
den rüg, de borst en den buik. Zijne wapenen zijn een houten
scbild of tam in g , een klewang of p a r a n g -b a g a n d e r , een
bamboezen s a lig ie of piek, een lans die tevens blaasroer
(so em p ie t-a n ) is , een pijlkoker met vergiftige pijlen, en een
klein rond mandje, om bet gesnelde of afgeslagen hoofd van
den vijand er in te bergen. Bij ondernemingen tegen een’ of
anderen vijandigen stam of kampong raadplegen zij een’ kleinen
witten vogel, k e tto geheeten, of ook wel een’ roofvogel.
Deze k e t to ’s worden alle weken eenmaal door uitgestrooid
voedsel gelokt, waarbij dan een groot geschreeuw en geroep
wordt aangelieveu, zoodat de vogels, aan dat geroep 'gewoon
rakende, dadelijk komen toevliegen, wetende dat'ze nu voedsel
zullen krijgen. Vliegt nu de k e t to (of de roofvogel), na
gegeten te hebben, den weg uit, dien de ondernemers gaan
willen, dan is dit een günstig teeken en wordt de aanval door-
trezet. (1) Komen ze als overwinnaars inet' eenige afgeslagen
menschenhoofden terug, dan worden deze hoofden of koppen door
de vrouwen op een verhevenheid of theater nedergelegd, en ont-
vangen de helden een opperkleed, en een’ hoed met A r g u s -
vederen, tjip ia n geheeten, waarmede ze rondom de koppen
(1) Bij vele Daijaksche stammen bestaat namelijk het geloof, dat de zielen dev
deugdzaamste menschen na den dood in herten of in vogels en vooral in k e tto s
veihuizen, zoodat de vlugt van een’ k e t t o voor het goedkeurend of afkeurend advies
van wijlen een’ braaf man gehonden wordt. De overige ominense vogels op Borneo
zijn de K a la f of neus-hoorn- of rinoceros-vogel, en de L o e k o c t , een klein
fraai vogeltje.
dansen, terwijl de b e lia n ’s of w a lia n ’s (danseressen en tevens
priesteressen en profetessen, ofschoon zielt aan prostitutie
overgevende,) zingen en op gong s of bekkens slaan. In
sommige kampongs is bij, die de meeste door hem-zelven
gesnelde koppen in zijn buis heeft, de Chef of kontng van
het dorp of van den stam; en in vele andere kampongs
worden al de gesnelde koppen op 30 a 40 voet hooge palen
gezet, ten einde den P a n ta k ’s of houten afgodsbeelden, die
de gedaante van katten of tijgers of menschen hebben, tot
Wächters te dienen.
Ongeveer een halt uur te Saki vertoevende, bezag ik all de
morsige vertrekken der verscliillende gezinnen , beschouwde den
arbeid der mannen, die in de breede voorgalerij matjes en
mandjes van ro ttan vlochten, deelde wat inlandschen tabak en
geld uit, en keerde toen naar den weg terug, die naar
S o e n g i-d o e r i- o e lo e leidt. Ongeveer ter halver wege van
onzen togt kwamen we uit een eindeloos bosch (1) weder tu
de vlakte, en tevens bij een Chinesche kampong, S an gk in g
geheeten, alwaar uit onze provisie het middagmaal bereid werd.
Een groot uur later waren we weder en r o u te , en gingen nu
uren ver door vlak land met hoogere en lagere heuvelen,
alwaar eenige, niet op Java voorkomende, fijne bloempjes,
zoomede een soort van korenbloempjes groeiden, en vele schoone
kapellen vlogen, terwijl hier en daar eenige boschjes of boom-
groepjes en geisoleerde hooge boomen slonden. Dit terrein was
doorsneden door talrijke smalle waterstroompjes, die onder het
lange wilde gras scholen, en waarover gewoonlijk een door het
overhangende gras reeds bedekte plank lag, zoodat de voorste
koelie’s telkens de achteraan-komende koelie’s waarschuwden
door het roepen van „ G o - s j a u w -h a !” (däar is een plank
(1) We zagen en hoorden in dit bosch vele apen en o r a n g - o e t a n en een
grooten vogel, die roode vedereu en veel gelijkenis met den Jaarvogel (r a n g on g of
b o c r o n g - t a h o n ) had.