
een door de zendelingen gedoopte Daijaksche jongeling (1) geen
vrij Daijaksch meisje teu huwelijk kan bekomen. Maar al waren
ze ook günstiger jegeus het Christendom gestemd, zoo zouden
ze toch misschien de godsdienstoefeningen zelden of niet bij-
wouen, devvijl ze meestal te trotsch zouden zijn om met de
pandeliug-vrouwen te zamen te zitten.
De zendeling-leeraar had toen ook nog eene iiiiaal-school in
de uabijgelegeu kampoug Go ha of G oh au , welke 4 lmizen en
160 zielen telt. Deze school had toen ' eene bevolking van
30 leerlingen en werd, onder zijn toezigt, bestuurd door een’
jeugdigen en door den zendeling opgeleiden Daijakschen liulp-
meester of kweekeling.
Ten aanzien van de woeste üaijak—stammen, waarvan het
kampongs—hoofd van B o en to e i sprak, vernam ik nog een paar
bijzonderheden, die ik hier laat volgen. Omtrent de woeste
Bassap’s , die in S am b ilio e n g aan de 0 . kust aan den reg-
terarm der Koeran woneu, en omtrent de woeste Daijaksche
bevolking der B o v en -K ah a ijau -r iv ie r zeide men, dat ze zieh
ook door eene andere type en eenigzins andere kleeding onder-
scheiden. Als de meest—woeste en wilde stammen worden
geteekend de K en ja , die S dagen varens opwaarts van de
Kajan-rivier wonen; i? de P oenan’s aan de L am p o e sso e , een’
zuidelijken arm der Kajan; — de P a r e i, die ver aan de
boven—Kapoeas-rivier wonen; —• en de B e r o e s so e , die het
land T id o en g aan de rivieren S ek a tta -d j e la n d ja n , S e k a tta -
b o ed ji, Betajau en S eb auwang bewonen. De B e ro e sso e
behooren onder den vorst van B o e lo e n g a n , welk rijk teu
zuiden van het rijkje Berou ligt. (2) De stam der o ra n g e
(1) In 1856 hadden de zendeling-leeraren, gedurende al de jaren van hun
verblijf op B o r n e o , siechte aan 100 Daijakkers, meest jongelingen en voormalige
schoberen, den Doop knnnen toedienen.
(2) In B o e lo e n g a n vindt men steenkolen, goud, ijzer, Salpeter-holen enz.
De meeste steenkolen—lagen zijn op het, in 1851 ontdekte, eiland T a ra k k a n
gevonden, welk eiland onder B o e lo e n g a n behoort. B a n t in g s (wilde koeijen),
k a n t j i l ’s , reeen, herten, beeren, rhinocerossen, varkens, apen en vogelen komen
Beadjoe (naar de K le in e Daijak-rivier of de Beadjoe aldus
genoemd) heeft eenigzins andere gebruiken en een ander voor-
komen, en bewoont het distrikt Bekompai en verder op,
doch is niet woest.
In den avond van den 28äten Mei stoomden we de Kahaijan
weder u it, en waren in den vroegen morgen van den 298tcn
voor de monding der K le in e -D a ija k -r iv ie r , alwaar we op
de zandbank voor de monding aan den grond liepen. We
peilden, daar het laag water was, slechts 51 voet diepte,
en moesten den vloed afwachten om weder af te komen. Ge-
lukkig blfeef de wind stil en de zee kalm , en hadden we dus
niets te vreezen van de nabijheid van T an jon g—Pamattan aan
stuurboord, noch van T a n jo n g -B o e n d a -r a to e aan bakboord,
welke beide kapen of hoeken den ingang vormen der P o e lo e -
p e t a k - ' of K le in e -D a ija k -r iv ie r . Ongeveer 2 uren later
stoomden we, digt längs Tanjong—Pamattan aan den linker-
oever der rivier, den P o e lo e -p e tak -str o om in , passeerden
de eilanden Rangas en K o ep a n g , en vele kampong’ s ,
la d a n g ’s en vruchtboomen, en bereikten ten 9 a 10 nreu
Tankohan in de Kapoeas-rivier, distrikt M entan g ij, alwaar
de zendeling-leeraar h . f . u o t t gevestigd was en er eene
school had van 65 Daijaksche kinderen.
Na eenige uren toevens en gehoudeu onderzoek naar de kerk—
en schoolzaken, stoomden we op den 30sten Mei (de vrouw van
BOTT, die passage naar de hoofdplaats verzocht had, met ous
nemende) naar B e n d a -p o e n tik of P o e l o e - t e lo , (distrikt
P o e lo e - t e lo en rivier Kapoeas), alwaar de zendeling-leeraar
a . w . b e i j e r met zijn gezin woonde.
Het distrikt P o e lo e - t e lo is aldus genoemd naar drie schoone
en liefelijke rivier—eilandjes, die op dit punt en juist voor de
kampong B e n d a -p o e n tik (1) in de Kapoeas liggen, beteein
grooten gefcale in B o e lo e n g a n voor. De s a w e i, een schoone vogel met 2
lange donkerblaauw-gekleurde staartvederen, is er talrijk, doch wordt ook overal
elders op B or neo aangetroften. Salpeter-holen zìjn op B or neo teer algemeen.