
m a rd ik a of vrije menschen, m pandelingen, en in slaven
(boedak), — zijnde de pandelingen slechts zoo lang dienstbaar,
totdat ze hunne schulden aan den eigenaar hebben aibetaald of
bet geleende geld hebben teruggegeven, waarna ze weder orang
mardika of vrij-mannen worden. De regering (leest men)
wordt volgens de-voorvaderlijke wetten en instellingen (oendang-
oendang) of a d a t - s lam a - lam a n j a of aloude gebruiken (1),
die echter niet beschreven, maar bij traditie bewaard zijn, uitge-
oefend, hebbende de Koran, hoezeer de bevolking den Koran be-
lijdt, op de o e n d a n g -o en d a n g geen’ den minsten invloed. Yol-
gens deze wetten kunnen b. v. moord en diefstal en alle mis-
daden voor geld worden afgekocht, bedragende het afkoopen van
diefstal eene som van 10 tot 50 dollars of spaansch'e matten,
en het bloedgeld of de b an g on g voor moord eene som van
150 ä 400 dollars.
Almede volgens deze wetten worden de huwelijken (seman-
do) op drieerlei wijzen gesloten of aangegaan, of in drie
vormen onderscheiden. De eerste vorm is s em a n d o -so e k a -
sam a -so ek a (hnwelijk uit liefde). De bruidegom zendt dan
aan de ouders der bruid eene antaran of vooraf overeenge-
komen en bepaalde som gelds, en de jonge lieden of gelieven
zijn verpligt om voor gezamentlijke kosten een bimbang of
(1) Volgen9 de sage der inlanders, zijn de P ia g em ’s (lastbrieven) en de
O e n d a n g - o e n d a n g afkomstig van den meergemelden a Rio DAMM AR, vorst der
welcer M o d jo p a h it s e h e provincie P a l em b a n g onder de keizers BROWIDJOIJO
van het voormalig rijk van M o d j o p a h i t o p J a v a . ARIO-DAMMAR z o u ze van
wege M o d jo p a h it gegeven hebben aan zekeren P a t t i (bestuurder, regent) RIA-
SOERAU-TANIE, die s eb o of hulde moest bewijzen aan ARIO-DAMMAR. Toen
deze P a t t i , die te P o e la u -p a n g o n g (in de Bovenlanden van P a lem b a n g )
resideerde, van de hoofdplaats P a lem b a n g terugkeerde, doodde hij te P o e la u -
k e r ta 7 wilde koeijen, en schreef de o e n d a n g -o e n d a n g en p iä g em ’s op hare
hoornen. In het Palembangsch gebied echter wordt S o e s o eh o en a n TJINDE—
BALANG, zoon van den Javaanschen D e p a t t i of bestuurder van P a l em b a n g ,
Pangherang SIDIEN-k Xn a ija n g , als de auteur der gezegde instellingen genoemd. -
De keizer BROWIDJOIJO wordt in eene der inlandsche t j e r i t r a of verhalen:
R a to e —SANG-BOETO-TOROII genoemd, en als vorst van G i r i e , K a l i - d j o g o ,
B o n a n g en K a l i - S e p o e betiteld. Volgens RAFFLES (h is t o r y o f Java), is
B r ow id jo ijo de Hindoesche of K aw is c h e titel van keizer.
bruiloftsfeest te geven. De tweede vorm is sem an d o -d jo e -
djoer. Deze geeft alleen aan den man het volle regt over
al zijne bezittingen, en ook over zijue vrouw, die dan als
zijne slavin is , en over de kinderen, doch legt, bij zijn
overlijden, aan zijn’ naasten mannelijken bloedverwant de ver-
pligting op om de weduwe te onderhouden, hem tevens de
faculteit gevende om ze, - in den geest van het Leviraatslmwelijk
bij de Joden, - tot g o en d ik of bijwijf te nemen,
hetgeen men dan g a n t i- t ik a r (verwisseling van ligmat)
noemt. (1) De derde vorm eindelijk is de s em a n d o -am b il-
anak , die alleen aan de vrouw bet eigendomsregt over al hare
bezittingen, ook over haar’ m an, die dan als haar slaaf is ,
en over de kinderen toekent.
‘Van den Kontroleur van S e lo em a , den heer Pituus van d e e
h o ev en , (wiens juiste eil gelukkige buks reeds menig’ olifant (2)
heeft neergelegd,) ontvirig ik nog eene nota betreifende de
Oeloe of bovenlanden van B e n k o e le n , welke ik hier zakelijk
laat volgen.
n De bewoners der Afdeeling M ok o—Moko behooren tot
den h o e lo eb a n g sa of stam van Menangkabouw en onderscheiden
zieh, - onder het bestuur van hun’ Soethan of S u lta n ,
/Toeankoe S ultan T a k h d ie r -K a lif a - (of C h a lip p a -)
to e llah -sjab , - door nijverheid en meerdere beschaving, en door
. mindere verslaafdheid aan het spei en aan banenveebterijen en
het schuiven van amfioen (minom -madat). In deze Afdeeling
komt de g e ta b -p e r tja -b o om talrijk voor en wordt goud
gegraveu. (Bij den g e ta b -p e r tja -b o om aldaar, zoo las ik
elders, groeit de a k k a r -g itam (of hitam?), eene slingerplant,
in groote menigte. Ze .bevat een melkachtig vocht, hetwelk
in verwarmden toestand zeer elastiek is. Een pikol g e t a h -
(1) Deze bepaling is ook in de Lam p o n g ’s bekend , en heet däär angauw
(d. i. g a n t i - t ik a r ) .
(2) De olifanten gaan op S um a tr a bij troepen soms van 50 ä 80 stuks. Een
pikol olifantstanden of g a d in g (ivoor) kost / 180.
m. 10