
we twee reven, het eene ten Z. W. van Andenara en het
andere ten N. 0 . van S o lo r , waarop we eene sterke water-
verkleuring ontdekten. Des avonds ten 7 uren hadden we
Lamararap oost van ons.
Tot dusverre was onze vaart van L a ran to ek a af een spele-
vaart geweest. Overal bergen, en hooge en läge stranden,
met een helder-groen grastapeet belegd en met schoon geboomte
gekroond, en hier en daar kampongs aan den wal, en visschers
en visschers-schnitjes längs de oevers. Yoortdurend stoomden we
als door een kanaal, en digt längs de wederzijdsche boorden
heen, de eene zeestraat uit en de andere weder in. Het was
een doolhof van Straten, allen even liefelijk eil lagchend, en
telkens, als een berg of hooge kust of kaap den uitgang
scheen te sluiten, kwam plotseling bij een’ hoek of bogt des
lands een nieuwe Straat gedienstig en als door een’ toöverslag
hare wijde monding openen om ons in te laten. Verrukt aan-
schouwden we het heerlijk tooneel, dat de Solor-archipel ons
allerwege aanbood. De oevers schenen ons voorbij te vliegen
en de boomen eu struiken ons te gemoet te wandelen. Alleenlijk
verontrustte ons een hevige wind, die bulderend door
het gebergte en over de zeestraten loeide, en ons met een’
storm dreigde, zoodra we bij het oversteken van S tr a a t-
Ombaai in volle zee zouden komen. Hevige wervel-, val-
en ruk-winden vielen längs de bergtoppen en pieken rondom
ons neder, en warrelden wolken van stof en drooge bladeren
door de lucht, terwijl ze den effen waterspiegel telkens met
zwarte rimpels plooiden of in driftige en digte golfjes opjoegen.
Des avonds en des nachts stoomden we bij heerlijk weder
langzaam door, en met het aanbreken van den dag kwamen
we aan den uitgang der laatste Straat, welke uitgang aan
weerszijden door hooge en steile kapen bezet is. Hier zagen
we de volle zee, niet woest en wild, gelijk we vreesden,
maar kalm en stil en blinkend, voor ons. Boven op de
bergen en in de Straten en op de eilanden achter ons, hoor-
den we nog het gieren van den wind, doch daar buiten
rolde de Oceaan zijne dommelige baren slaperig en loomerig
vooxt, en scheen van de zuigingen en trekkingen en togten,
die de adem van e o o l bij elken top en piek en bij elken
hoek en bogt van land en Straten wekte, niets te merken.
Kort daarop werd Z.Z.O. half 0 . gestuurd, en toen Z.W.
en Z. en verkenden we reeds ten half 6 ure in den morgen
het eiland T im o r , waarvan de 8000 ä 4000 voet hooge
Selamoe-piek en de 4500 voet hooge piek van Timor ge-
peild werden (1). We liepen nu, de S tra a t van Ombaai
overstekende, regt op de baai van T im o r—Koepang aan,
zagen T an jong—maas of K e g -h o e k (zoo geheeten, omdat
deze hoek den vorm van een k e g heeft), T a n jo n g -p o e r o e s ,
T a n jo n g -P a r am b a lla en T a n jo n g -S ilfia n a of Kabakoe
en den hoogen berg A lia s , allen op T im o r , - en verder het
eiland Koerong of Semauw met zijne vele koraalbanken, -
het eiland P o e lo e - t ik o e s (hetwelk bij laag water aan den
vasten wal van Timor gehecht is) (2), - het läge eiland Kera
of S ch ild p ad s-e ilan d, op welks oploopende witte stranden
(pasisir) veel schildpadden gevonden worden, - en wijders de
witte huizen en gebouwen der stad Koepan g, - en kwamen
ten 11 ure in den voormiddag voor K o ep a n g , hoofdplaats der
Kesidentie Timor en Onderhoorigheden, ten anker. Op de
reede lagen Z. M. schoenerbrik L an sie r en twee vTeemde
schepen, t. w. de N ew—fo r e st van M a n illa en de S ultane
van Melb ourne. De S u ltan e had de officieren en equipage
(1) De overige bergen van T im o r , welker hoogten alleen bij benadering bekend
zijn, zijn de F e t i e , de M o e t is , de M iom a ffa en de L a k a a n , welker hoogte,
wat’ de 3 eersten betrett, op 4 5 0 0 , en van den laatste op 6000 voeten
geschat wordt. De Timorsche berg A lia s wordt op niet minder dan 11,500 voeten
hoogte gesteld. Nog zijn er 2 hooge ver uit zee te ontwaren pieken en bergen ,
als de piek Timauw in ’t westen des eilands, en de berg M a sik o in 't landschap
Am a r a ssie in | oosten des eilands. Ook zijn er vele hoogere en lagere kalkbergen,
door de Timorezen T a to e s geheeten, waarvan er ook verscheidenen op R o t t i
voorkoräen.
(2) P o e lo e - t ik o e s en P o e lo e -b o e r o n g liggen beiden in het oosten der
baai van T im o r bij S e lam o e , ter hoogte van de groote negorijen P r e t t i o
P a r e t t i en Babanw. In 1823 was P o e lo e - b o e r o n g of Vogel-eiland nog een
naakte klip.