
brengt ook eigenlijk geen gevaar mede, dewijl er, zoo als door-
gaans voor de riviermondingen het geval is, breede zandbanken
voor de kwala’s liggen, die de golven der zee beletten in de
mondingen te rollen.
Eindelijk kwamen we nat en koud en doorwaaid, en terwijl
we den steamer reeds in de vallende duisternis hadden zien ver-
dwijnen, aan een punt voorbij den beuvel M o u n t -P e lix , alwaar
een rijweg landwaarts inloopt. Hier verlieten we de woeste en
ongure kust, en reden we in de luwte van boomen en gewassen
en längs enkele kuizen en kampongs en tuinen nog ongeveer
een half nur verder. Digt bij de kotta-B enkoe len genaderd,
kwam de eerste Kommies waarnemend Sekretaris der Assistent-
Residentie, wijlen den heer sto b b euing h , met den heer Jansen
mij te gemoet, en ging ik met deze heeren te voet verder, terwijl
mijne vrouw met ali- bassa doorreed. Het was reeds geheel
donker, toen we het huis van onzen gastheer binnentraden, alwaar
de heer van d e r loo , haven- en pakhuismeester, ons opwachtte,
en de raden- ayoe , huisvrouw van‘ ali— bassa , ons in hare naar
Europeschen tränt gemeubleerde woning gul en vriendelijk wel-
kom heette.
De k o tta -B en k o e len , met ongeveer 6000 zielen bevolkt, is
een vervallen grootheid. Nabij het strand op een’ rotshoek,
O e d jo n g -K a r a n g geheeten, op eene ruime schaal aangelegd
en door vele breede wegen doorsneden, toont ze overal hare
voormalige welvaart en tegenwoordigen acliteruitgang. De groote
steenen huizen, die aan deze wegen op geregelde afstanden van
elkander, — en vaak achter 6 voet hooge steenen muren, die
van poorten en barrieres voorzien zijn, - in der tijd opgetrokken
en nog door prächtige notenmuskaat—boomen of specerij—tuinen
omringd zijn, zien er meestal groen en graauw en vervallen
u it, en de Engelschen, die hier vroeger woonden, hebben in
deze ruime gebouwen, en in vele der overige huizen van planken
en bamboe, eene talrijke bij inlandsche of N ia s s c h e vrouwen
verwekte nakomelingschap achtergelaten, welke meerendeeis in
groote armoede en gebrek verkeert. Alleen die huizen, waarin
de Europ&che ambtenaren en de officieren van het garnizoen,
benevens de Toeankoe of Regent van B en k o e len en S o e n g i-
L emouw , en eenige inlandsche Hoofden en enkele aanzienlijke
Perzische kooplieden wonen, zijn goed onderhouden en prijken
doorgaans met helder-witte muren en bevallige perken en bloe-
men. Gedeeltelijk staan deze huizingen in het midden of op
de hoeken der wegen gei'soleerd in een plantsoen van boomen
en planten, en gedeeltelijk hier en daar tusschen inlandsche
huisjes verspreid. Ten deele ook staan ze aan den zoom van
een groot en fraai □ grasplein, waaraan ook de kolossale Lands-
raadzaal of Lands-bureau, en het Lands-pakhuis gebouwd zijn, en
dat beheerscht wordt door het groote Gouvernementshuis, hetwelk
de heer t. stameord r a f f le s '(gedurende het Engelsch tusschen-
bestuur in 1811 Lüitenant-Gouverneur—Generaal van Neerlands
Indie, en later met het bewind op B enk o elen bekleed,) ongeveer
gelijktijdig met het Lands-bureau bouwen lie t, en door
een’ fraaijen en uitgebreiden specerij-tuin en park omgeven deed.
Rondom dit plein, hetwelk op sommige plaatsen met groote
waringien-boomen prijkt, loopt een breede laan, die almede
door w a r in g ien en ook door tjamara en andere schoone
bobmen belommerd wordt. Digter naar de rivier van B e n k
o e le n , welke zieh bij- de plaats in zee stört, ligt de Chine-
sche wijk, waarin ongeveer 4 5 0 , meestal armoedige, Chinezen
wonen, en de Chinesche, Bengaalsche, Perzische, Moorsche en
Arabische kooplieden hunne to k o ’s hebben; — en ten Noorden
hiervan verheft zieh aan den zeekant op een’ breeden heüveltop
het door de Engelschen gebouwde groote en sterke fort M a r lb
o ro u g h , hetwelk, door grachten, wallen en muren omgeven
en van bastions voorzien, door 72 stukken kan verdedigd worden.
Het wordt gekroond door een’ Vierkanten toren, waarin
een groot uurwerk . is aangebragt, en heeft in zijne binnenruimte
een aantal bomvrije woningen, kamers, kasernen en magazijnen.
Van dezen toren heeft men, - zoomede van de hoöge ömwalling
der forteres en uit de bovenverdieping van het gemelde Lands-
XII. 9