
R a to e -K am a la , zijne zuster R a to e -K r a in a t , en op zijn’
tweeden zoon prins p r a b o e betrekking had, en dat mij reeds
ter hoofdplaats verhaald was. Onder anderen vernam i k , dat
Sultan a d am gewoonlijk een’ ruwen diamant om den hals heeft
van 70 karaat. en er een’ bezit van 365 karaat; - dat h ij,
in gala of staatsie gekleed zijnde,, voor een waarde van
/ 600,000 aan diamanten aan het lijf heeft; - dat hij voor
elken diainaut van 4 en meer karaat nit zijne diamantmijnen
10 realen (20 guldens) per elke karaat aan zijne mijnwerkers
of diamant-delvers betaalt (1); - dat zijn diamant van 365
karaat ver achterstaat bij dien van den Sultan van M a ttam ,
die den grootsten diamant in den vorm van een ei heeft, enz. enz.
Allengs begonnen uu de oevers eenzamer en tevens langza-
merhand hooger te worden, en zagen we successivelijk een
aantal b oaija’s (kaaimans) in het natte en door de zon ver-
warmde wit-gele oeverzand slapen, om bij onze nadering
verschrikt en haastig in de rivier te vlugten. Somwijlen deed
de machinist of de stuurman een geweerschot op de vreeselijke
monsters, doch zonder gewenscht gevolg. Na een paar uren
stoomens werd de rivier naauwer, terwijl het vaarwater door
talrijke bogten en hoeken (tan jon g ’s) en kronkelingen niet
weinig bemoeijelijkt werd. De roerganger moest zeer attent
zijn om den tamelijk—langen stoomsleper door al die bogten
en kronkelingen behoorlijk heen te sturen, hetgeen te minder
gemakkelijk was , naarmate er zieh van tijd tot. tijd zandbanken
en reven voordeden, en ook de oevers al hooger en hooger
(1) Een diamant boven de 5 à 6 karaat mag niet worden uitgevoerd, maar
moet aan den Sultan verkocht worden.
De bewerking der diamantmijnen komt bijna geheel overeen met die der tin-
mijnen en van vele goudmijnen. Het uit de mijn met mandjes opgehaalde zand
wordt in houten bakken overgestort en in de rivier gewasschen. Gewoonlijk zit de
diamant in loodsteen (b a t o e - t im a ) , die daarom ook s o e d a r a - in t a n (broeder
van den diamant) genoemd wordt. De mijnputten zijn doorgaans vierkant en hebben
eene diepte van 12 à 14 voet bij eene breedte van 0 voet. De putten der diamantmijnen
te S o e n g i - r o e n t i b. v. hebben deze afmetingen. Soms wordt er
ook stofgond in de diamantmijnen gevonden.
werden, terwijl de ta n jo n g ’s soms als kleine kapen belangrijk
omhoog staken en het vrij gezigt op de ombuigingen der
rivier benamen. Eindelijk , tegen 11 uren ongeveer waren we
te Martapoera, welke plaats reeds tot het grondgebied van
den Sultan behoort en met zijn’ kraton prijkt, en alwaar ook
zijn Hof, sedert het in 1771 van K a jo e - t e n g a of Tangi
(waar nog de overblijfselen der Yorstelijke Eesidentie te zien
zijn) naar Martapoera verplaatst is , menigmaal resideert.
Gastvrij werd ik te Martapoera ontvangen door den Oud—
Resident van B o rn eo ’s Z. en O. k u s t , den heer o n d a a t j e ,
en door zijn’ schoonzoon, den heer w i j n m a l e n , in leven Con-
cessionaris der Steenkolen-mijn J u lia He rm in a of B a n jo e—
ir an g , Agent en vertegenwoordiger der Maatschappij ter be-
vordering van Mijn-ontginningen in N. Indie, die toen nog
met zijne vrouw (een dochter van den heer o n d a a t j e ) en
4 a 5 kinderen te Martapoera tijdelijk woonachtig was, en
bij wien ik ook den heer m o t l e y (een’ Engelschman), Civiel
ingenieur der Mijn, den heer v a n M ü n s t e r , boekhouder en
opzigter der Mijn-gebouwen, den heer h u i s i n g e r , geneesheer
der Mijn, en den gewezen Zendelingleeraar h u p p e r t s (die bij
de Mijn in eene of andere dienst zou gebruikt worden,) ont-
moette. Helaas! al die menschen, behalve den heer o n d a a t j e ,
zouden in 1859 te B a n jo e - ir a n g en G o e n o n g -D ja b o k ,
werwaarts ze in het laatst van 1856 zieh met der woon ge—
vestigd hadden, wreedaardig worden vermoord, en zelfs het
jongste kind, hetwelk bij mijn aanwezen te Martapoera den
doop ontving, niet gespaard w o rd en !....
Martapoera (1) of B o e n ir e -K in t ja n a (of ook B o em i-
Kin tjan a ) is een groot bosehrijk vlek, hetwelk, behalve den
kraton des Sultans, nog eenige huizen van planken en bamboe
telt, waarin toen de genoemde Europeanen met hunne familien
woonden, en overigens eenige inlandsche Grooten en gewone
(1) Van M a r ta p o e ra uit kan men over land de Oostkust van B o rn eo
bereiken, hetgeen echter een gevaarlijke reis is.