
of » b o ew an g—sau” ! (anker vallen.) Het was 2 uren na mid-
dernaelit, en ik durfde eindelijk gaan slapen; zoo deed ook de
kapitein, die mij in alles volkomen gelijk gegeven had, en zoo
deed ook eindelijk de stuurman (of s t r im a n , zoo als de in-
landers zeggen).
Heeds met het aanbrekeu van den dag (13 Mei) waren we alle
drie op onze k a s so e t’s (sloffen) weder op dek. Een zware nevel
belette ons eerst alle uitzigt, doch, toen deze optrok, bespeurden
we niets dan zee rondom!... We waren verdwaald, en niemand
kon zeggen, wdar we ergens in de wereld wezen mogten. De
kapitein, ofschoon een Arabier ,met donker-bruiue huidkleur,
en S in jo d e v o s , dito dito gekleurd, waren p o e tje t (bleek)
van aangezigt, en radeloos. Ze keken mij aan, alsof ik het
schip teregt kon breiigen, en dit geloofde ik ook te kunnen
doen, vast overtuigd als ik was, dat we sterk afgedreven en
dus veel te laag of ver beueden de rivier van Ban jerm a ssin
waren. Toen de eigenzinnige d e v o s , die nu veel handzamer
was, besluiten kon om mijn gevoelen te deelen, kommandeerde
hij teil 8 uren: //bonkar sau” (anker ligten) en »b o ek a laijer
(zeilen bijzetten), en weldra stuurden we met een frissche zui-
delijke koelte, en dus bezeilden wind, tegeu de opgekomen zon
in. Na verloop van ongeveer 6 uren waren we nog even wijs,
daar we nergens eenig land of eenige bergen bespeurden. Toch
bleef ik volhouden (ofschoon inwendig een’ zweem van twijfeling
voelende), dat we regt op T a u jo n g -S e la t ta n of S jita , of
den ver in zee uitstekenden landhoek van Borneo boven
de rivier van B a n je rm a ssin , aanliepen en dus weldra de
be^eerde bergen ter verkenning der rivier zouden zien blaauwen.
En waarlijk ongeveer 2 uren later verrezen ze tot onze
groote vreugde voor ons starend oog, en begroetten we,
met innige erkentelijkheid voor de groote dienst, die ze
den dwalenden bewezen, de bekende bergen Sapat, B ie r a ,
T a b a n io en de 3 bergen Sekoempan g ' (1). „ T o e a n -b e sä r -
(1) Nog andere voorname bergen zijn de D o jam bij B a n j e rm a s s in in bet
poenje in g a t - a n b a a i- s e k a li” (de meening van den grooten
heer is regt goed geweest,) riep de kapitein verheugd uit , en
hij keek mij met zekeren eerbied en bewondering aan, als of
hij dacht dat er een bijzonder-bekwaam zeekapitein in mij
stak. Doch toen we het b o lle -b a k e n , dat het vaarwater of
de geul door de. uitgestrekte zand- en modderbank voor de
monding der B a r ito of rivier van Ban jerm a ssin aanwijst,
begonnen te naderen, werd de wind tegen en stil, zoodat we
moesten ankeren. Op den 1 hadden we het b o lle -b a k e n
bijkans bereikt, toen de wind weder tegenliep, en dus het anker
nog eens rnöest 'geworpen worden. Op den 15d™ zagen we tot
onzen spijt een’ kustvaarder, die later dan wij van Soerabaija
vertrokken was, met volle zeilen en voor den wind längs het
eilatidje P o e lo e -d a to e , dat voor Tabanio ligt, de zandbank
over en de B a r ito inzeilen! Ik keek d e v o s eens aan, en die
blik verweet hem zijne onhandigheid, want, gelijk ons later
bleek, hadden we op den 12de” Mei niet minder dan 50 mijlen
te laag gestuurd, zoodat we ongeveer bij de baai en rivier
van S amp it, of wel bij de T an jon g ’s M a la ta ijo r en Tje-
manten waren te regt gekomen, nog ver benedeu de mondin-
gen der rivieren Kahaijan en Moerong of K le in e -D a ija k ,
en dus ver beueden P o e lo e -P e t a k ! Gelulfkig werd ons de
wind des middags teil 12 uren günstig, en maakten we dus
ook weder ze il, stuurden nog eenigen tijd oost-op, en hielden
teil 2 uren voor den wind af op de rivier aan. Weldra hoor-
den we onzmkiel door zand en modder krassen, en zagen we
het kielwater troebel en drabbig achter het schip rondwentelen.
Doch' onzg hark dreef fiks door, ofschoon ze ook met den juist
weder naar buiten of uitgaanden stroom der rivier te kampen
had. Een uur later en dus des namiddags ten 3 uren scheen
ze als over een’ drempel van zand en modder te passeren,
distrikt B e k om p a i; Je B am b o e r o n , die '2500 voeten hoog is; de A s in g in
het N. N. W. van het distrikt K a t in g a n , enz. De A s in g heeft vele toppen,
en de Daijaks beklimmen hem vaak om een of ander voorwerp van die toppen af
te halen, dat ze als d j im a t (talisman of amnlet) dragen.