
Mijn togt ging uu door de kampongs R io u w , S ek k a of
S ilie p , P law a n , K a jo e -a r a n g , T j e t , D jo e n ia n g , A ij e r -
k etjouw en S ig im b ie r , en ten 5 uren in den namiddag
bereikte ik de p a n k a l-S o e n g i- lia t (de plaats mijner bestem-
ming,) alwaar ik door den Administrateur, den heer dum an s ,
gastvrij ontvangen werd. De eerste uren van dezen togt voer-
den mij door digte wouden en over een heuvelachtig en vaak
inoeijelijk terrein, doch gaven mij van tijd tot tijd een ruim
gezigt op de K la b a t-b a a i| en op de bergen P on tja r , B e sä r ,
R eb o , B e to n g , L o b o k lie , S am b o n g -g ir i, Marras en
Mapor, en op vers'cheidene p a r it’s of mijnen, zoowel k o l-
l o n g - , als k o e l i e t - en k o e lie t -k o llo n g -m ijn e n . Laatst-
gemelden berg (Mapor) naderde ik dikwijls zoo d ig t, dat ik
zelfs een’ tijd lang over zijne zuidelijkste helling henentrok,
doch gedurende de namiddag-uren toog ik slechts door woeste
velden, met a la n g -a la n g overdekt en soms afgewisseld door
lieuvelen en boschjes en groepjes geboomte.
De hoofdplaats S o e n g i - l ia t , digt aan de Chinesche zee of
de oostkust van B a n k a , en tevens digt aan de, zieh op dit
pant in een aantal bogten kronkelende, S o en g i of rivier L ia t
gelegen, bezit eene groote inlandsche kampong en een groote
Chinesche wijk. Ruim en goed aangelegd prijkt ze met breede
wegen, die er wel-onderhouden uitzien, een goed Gouverne-
mentshuis, eene goede Chinesche woning van den Luitenant-
Chinees t a N - a t j o i j , en eene nette Benting of Redoute. Ter
linkerzijde van het Gouvernementshuis of het huis van den Administrateur
en digt bij het fort ziet men een klein Christen-
kerkhof, waarop een fraai monument het graf van een’ voor-
maligen Administrateur, wijlen den heer H. n . l e v i j s s h o n , aan-
wijst, en waarop onder anderen ook een voormalig Sergeant
der bezetting van S o e n g i - l ia t , met name k em p e , begraven
lig t, die hier in Julij 1 8 4 5 , ten gevolge van het Amok van
een’ fanatieken Muhamedaan, een’ gewelddadigen dood stierf.
De omstandigheden van dit Amok waren mij reeds bekend uit
den mond van den Administrateur van B lie n jo e , wijlen den heer
v o n f a b e e , die in 1845 Administrateur van S o e n g i- lia t en het
daarmede toen.nog verbonden Mijn-distrikt Marawang was, en
zijn door den heer l a n g e in zijn genoemd werk uitvoerig medege-
deeld. Het huis van den Administrateur, dat thans * buiten de
Benting staat, stond toen nog, - gelijk vroeger overal op Banka
met de huiziugen van de Administrateurs der distrikten (zoo als
hooger reeds gezegd is) het geval was, - binnen de redoute, en,
terwijl de heer Von f a b e e op zijn’ k r o s s i-m a la s of k r o s s i -
gojang (luije ,stoel of wipstoel) ten 1 ä 2 ure (de Italiaansche
Tocco) zijne s ie s ta hield, trad de Amok-maker als een vreed-
zaam inlander op de schildwacht., toe, met Sbn’ brief, zoo als hij
zeide, voor den Administrateur, dien hij verlangde te spreken.
De schildwacht verwees hem naar den Oppas (Politie-dienaar)
van den Administrateur, en deze zeide hem, dat zijn heer sliep
en dus nog niet te spreken was. Dezelfde boodschap kreeg hij
(Amok-maker) van den bediende van den Luitenant-Kommandant
der Benting, en, toen nu een Europeesch Korporaal zieh naar den
schijnbaar-ongewapenden man met den brief begaf, drukte deze
zieh onmiddellijk een onder zijn’ sarong verborgen tu lb an d op
het hoofd, en bragt met een almede onder zijn sarong verborgen
k lew an g den korporaal vreeselijke houwen op hoofd en armen
toe, (1) kliefde. daarop verraderlijk het hoofd van den niets
kwaads vermoedenden sergeant k em p e , en verwondde nog eenige
ongewapend toesnellende Soldaten der bezetting. Toen hij daarop
door eenige andere in der haast gewapende militairen vervolgd
werd, ontmoette hij den heer v o n f a b e e , die met een’ sabel
gewapend uit zijn huis kwam. Onmiddellijk viel de dweeper hem
aan. De heer von,, f a b e e viel in een diepe goot, en de moor-
denaar sloeg met zijn k lew a n g verwoed en onzinnig op hem
(1) De tu lb a n d bewees hier wel het godsdienstig .fanatisme. Godsdienstijver
schijrit den man vervoerd te hebben om de ongeloovigen of k a p ie r -b o e r o e of
o r a n g -k a f ie r (d.i. de Christenen of » c h r i s t e n -h o n d e n ” van S o e n g i - l i a t )
uit te roeijen. — Ik heb in 1857 den gewezen deerlijk-verminkten korporaal, de
BR.IJIN geheeten, als opziener bij eene suiker-fabriek te B e k a s s ie bij B a ta v ia
aangetrofFen, en vernam ook van hem de bovenstaande feiten.