
dat de djuragan (schipper) aan boord voorhande had, ten
einde het vuar gereed te maken om tegen den middag de rijst te
koken. Eil, toen nu ook de koffij, thee en suiker, en de
reis-etui met vorken en lepels en messen en al het verder
noodige was uitgepakt en voor de hand gelegd, tuen voelden
we ons geinstalleerd j en zetteden ons rüstig op onze kadera’s
of k r o s s i’s (stoelen) neder en zagen door de open ramen naar
b u it e n ! ... Waarlijk men moet eene reis per bi dar op de
M o e s s ie gemaakt hebben, om zieh een denkbeeid te knnnen
vormen van het vreemde en nieuwe, eh dikwijls koddige en
aardige, dat zulk een reis aanbiedt! Men mist er, zou men
zeggen, alles, en toch ontbreekt er niets. Zelfs het gebrekkige
en armoedige, en de verpligting of de nooddwang om zieh te
behelpen, hebben iets aantrekkelijks. We waren met alles in-
genomen, - met onzen salon, slaapkamer, keuken, twee messen,
twee vorken, twee lepels, twee borden, twee glazen, twee
theekopjes, t met alles, hoe weinig het ook was, of liever juist
omdat het zoo weinig was! Intusschen hadden we als het wäre
onze oogen uitgekeken naar de prächtige en majestueuze rivier,
en naar de groene eilandjes, die hier en daar in haar midden
liggen en door de kracht van den toeschietenden stioom schenen
te beven. Yoortdurend gleden we digt längs den linkeroever
heen, en raakten somwijlen in de takken van het overhangend
geboomte verward, wanneer de k em o ed ie of d ju ra g an , die
achter in het vaartuig op eene hooge en overdekte stellaadje
zat, minder oplettend stuurde. Yan tijd tot tijd zagen we een’
slapenden kaaiman op den oever liggen, of sprong er een ,
verschrikt door onze nadering, haastig in het water. Op som-
mige punten waren de läge Moessie-boorden weinig bewassen,
en konden we eeu’ blik werpen op de eindelooze la la p ’s of
rawa’s (moerassen), tusschen welke de Moe ssie vloeit,'en die
met poelpalmen, laag strüikgewas, woekerplanten of kreupelhout
alom begroeid zijn. Yan tijd tot tijd ook zagen we eenige
kampong’s , en t a la n g ’s of tijdelijke kampongs of d o e s so n s ,
en in het geheel telden we längs den regter- en linker-oever
tien kampongs, die de namen dragen van S o en sa n g , S o e n g i—
berba, T e lo k , Oepan g, S e la t -d ja r a n , E a g em, Pera-
d jen , Soen gi —d jo e , S o en g i—kemang en S o e n g i—koen-
doer. Eenige jaarvogels (ranggans) of rhinoceros—vogels vlo-
gen nu en dan over de rivier, terwijl in sommige boomen en
boschjes de p ergam’s steunden, en in de takken aan den
oever menigmaal een aap, en soms meer apen te gelijk, te
voorschijn kwamen. De jaarvogels streken soms ook op de
gezegde eilandjes neder, die we opvolgend in de M o e ssie
zagen, en die we P o e lo e -p a j o n g , Kramat, S ten g r ie s ,
S e ten d em , Salanama, S a b o e -k in k in g en Kombaroe
hoorden noemen. Menigmalen ook passeerde ons een b id a r ,
die van Palembang kwam, of zagen we kustvaarders en
handelspraauwen in den vloed liggen, wachtende op het tijd-
stip, waarop de stroom weder de rivier uit en naar zee zou
loopen. Tegen 11 a 12 uren in den voormiddag was dit
ook werkelijk het geval. De stroom kenterde of keerde, doch
het hield eenigen tijd aan, eer de uitgaande stroom den inko-
menden stroom overwonnen had. Gedurende dien tijd scheen
het rivierwater stil te staan, en noch u it- noch in te loopen.
Eindelijk ging het brakke zeewater heen, en na verloop van
1 a 1 ä uur was het rivierwater zoet en drinkbaar. Djala
schepte fluks het frissche M o e s s ie -n a t en goot het in onze
Muntoksche k o e k o e s - a n (pan of pot om de rijst te koken),
en blies de arang aan, en seiea begon ons d e jeu n e r—
d in a to ir e gereed te maken.
Onze voortgang was nu minder snel en de scheppers hadden
zwaarder arbeid, doch voortdurend hadden we telkens-
afwisselende gezigten. Dan eens zagen we eenige tr o e s sa n ’s
of kanalen en smalle straten (sla t), als b. v. S la t—djarang
en de t r o e s s a n -B a ta n g ; - dan eens een riviertje, zoo als
de rivier E a n to e—s t e n n o , en vele rivier—spruitjes; — dan
weder enkele d oesson’s en ta lang ’s , die ineestal aan de kleine
so e n g i’s of riviertjes en kreekjes (takjes der Moessie) liggen; -
dan eens eenige lad an g ’s of hooge padie-velden, en eenige
6*