
Op onzen terugtogt hielden we stil bij een inlandsch huisje,
welks planken wanden door de rajaps of de w it te mieren
deerlijk geteisterd waren, u G ist ereil,” dacht ik , ,/ of eergisteren
zag ik zwarte en r o o d e mieren, en heden w it t e mieren!
Het schijnt dat ik alle mieren—familien op Banka en in den
A r c h ip e l te gelijk in hären arbeid en bare huishouding zien
moet! 55 Nu de w it t e mieren op B a n k a zijn even verslindend
en vratig als die op Java. Dat zag ik aan dit huisje! De
benedenste planken toch van een’ der wanden waren letterlijk
doorvreteu, en de vele loopgraven van vaste klei, die de
rajap’s gemaakt hadden, liepen längs den wand tot onder het
dak toe naar boven. De eigenaal' van het huisje had het
mieren-nest onder den wortel van een5 pisang-boom gevonden
en nu juist uitgegraven. We konden dus op ons gemak dat
zonderlinge nest bezigtigen, hetwelk meii op het eerste gezigt
met een5 ruwen klomp kalksteen of verharde klei zou verwisseld
hebben. Het had de grootte van wel tweemaal een menschen-
hoofd, en was eenigzins konisch, doch tevens zeer knobbelig
en knoesterig van vorm, alsof het met uitwassen en bulten
bezet was. De stof of de compositie, die tot de zamenstelling
was gebezigd, was zoo hard en vast als cement of stevig met-
selwerk, en het gansche gebouw was met een aantal kleine
ronde gaatjes doorboord, die tot de biunenvertrekken toegang
verleenden. Haast zou ik genegen zijn om dat bogtige en
grijskleurige mieren-paleis te vergelijken met eene vesting of
forteres, welker steenen muren en borstweringen van talrijke
geschutpoorten en schietgaten voorzien zijn. De man van het
huisje had weldra het paleis met zijn p a tjo l of spade stuk
geslagen, en nu zagen we dat het van binnen in vele afdeelin-
gen gesplitst was, en dat elke afdeeling-, die sehijnbaar geen
gemeenschap met eene andere had, honderden van cellen bevatte,
die den vorm en grootte hadden van een miniatuur-vingerhoedje.
Deze cellen waren allen ledig, doch in het midden van het
paleis sloeg de p a tjo l het boudoir der koningin open. Hier
zat in een groote naakte cel een monsterachtig geel-wit, wezen,
met een5 uiterst-kleinen naauwelijks zigtbaren kop, doch met een
li»chaam, hetwelk de grootte en ook eenigzins den vorm had
van een hoenderei, of liever van een toegebonden zakje, en
niets anders scheen te zijn dan een walgelijke vetklomp. De
mieren-koningin besloeg de gansche cel, waarin ze als geperst
en ingemetseld zat en zieh niet bewegen kon, terwijl men ook
nergens eenige deur of venster of poort zag, die voor hare
majesteit geopend of gesloten konden worden. Of ze het ongepast
vond, dat haar slaapsalet geschonden werd! . . . Of ze het
majesteitsschennis achtte, dat haar heiligdom door zooveel oogen
ontwijd werd! ... Of ze verlegen, of verschrikt, of boos w a s!...
Wie zal het zeggen? De vetklomp bewoog zieh als een levend
wezen en scheen zieh somwijlen in te krimpen of aan rillingen en
zenuw-trekkingen te lijden! //Wie weet,55 dacht ik , //welk een
lekkere beet dat wanstaltig.insekt, die afschuwelijke vet-koningin
der rajap5s voor de inlanders op J a v a zijn zou, die de vlie-
gende witte mieren, even aan een brandend lampje geroosterd,
zoo gaarne eten!55 Die inlanders beweren ook, dat de mieren-
koningin door hare onderdapen zorgvuldig en overvloediglijk
gevoed wordt, en dat ze hare zwaarlijvigheid aan die Sibaritische
verzorging en aan haar stilzittend leven te danken heeft.
In den namiddag bezocht ik eenigen der 49 Chinezen, welke
in het distrikt B lien jo e tot het Katholicisme bekeerd zijn,
(doch over wie, even als over de Roomsch-Katholijke Chinezen
te S o e n g i- s la n en P a n k a l-p in a n g , later nog zal gesproken
worden); en tegen den avond ging ik met mijn5 gastheer naar
den smeltoven eener in Lo emo e t gelegen p a r it, alwaar men
juist met het smelten van het tin bezig was. Ten 7 ure reden
we derwfiarts, vergezeld door een paar inlanders, die met brandende
fakkels vooruitliepen. Het smelten geschieht namelijk
altijd des nachts, van 6 uren des avonds tot 8 uren in den
morgen, dewijl de hitte der övens over dag te groot is. Ten
half 8 ure waren we in het smelthuis, en zagen er den be-
langrijken arbeid, dien ik echter straks eerst nader beschrijven
4*