
de planken-wanden bevestigd waren. Het kolossale woonvertrek,
de eenige kamer vau het huis, was met nog een beiendend ver-
trekje of de keuken onmiddellijk onder het dak, en ontving
lucht en licht alleen door de openstaande deur, welke inen
door middel van een’ iadder van 5 ä 6 sporten bereikte. Onder
de planken-bevloenng van woonvertrek en keuken waren de aan
alle zijden open bergplaatsen voor landbouwgereedschappen,
vischtuigen, enz., en de kralen of schüren en stallingen voor
de gelten, buifels en schapeu. Een muur van opeengestapelde
klipsteenen en kalksteenbrokken omringde in het vierkant het
buis (1 ), en een poort van ruw-gekapt hout, in deze borst-
wering of omwalling aangebragt, verleende den toegang tot lief
kale erf der vorstelijke Kesidentie. De gewezen Goeroe (school-
meester, tevens godsdienstleeraar), wiens buis niet ver van'
des Kadja’s woning verwijderd lig t, had in deze Eesidentie met
de N jo r a , zijne vrouw, intrek genomen, ten einde mij ten
gastheer te zijn, en behielp zieh in het keukenvertrek,
alwaar de N jo ra voor den gast soep van varkensvleeseh
kookte, en rijst en inlandsche o b ie ’s (soort van aardappelen)
en Eottische groenten bereidde. In deze bezigheid werd ze ge-
assisteerd door 12 ä 16 vrouwen en meisjes, die er eene eer
in sehenen te stellen of een feest van te makeu om voor mij
te helpen zorgen. De drukte, welke door al deze mensehen,
die af— en aan— liepeii, veroorzaakt werd, en de omstandi,r-
lieid dat ik in het woonvertrek, hetwelk eigenlijk slechts een
zolder was, geen licht genoeg had om te kunnen lezen of
schrijven, deden mij besluiten om onder het huis, (waaronder ik
echter niet goed regt-over—eind staan konj, door middel van
eenig zeildoek, matwerk (leijer) en sarongs een vertrekje tus-
schen de pilaren te laten afschieteu, en om den zolder alleen
te gebruikeu voor mijne bagaadje en om er te slapen. In dit
geimproviseerd vertrekje, dat mij tot salon, spreekkamer en
(1) Ile meeste inlandsche huizen op R o t t i zijn van een muurtje omgeven, en allen
zijn ze ook, doch op kleiner schaal, in den tränt ran dat van den lladja gebouwd.
eetzaal diende, had ik moeite om des avonds mijne kaarsen,
waarvan er ¿(in op een flesch en een in een kopje met nat zand
stonden, behoorlijk aan te houden, dewijl de wind, als om
mij te plagen, voortdurend door de honderd-en-een kieren en
scheuren en gaten der le ijers speelde. Mijn getrouwe reislamp
zou met dat bezwaar niet te kampen gehad hebben, maar ik
had ze te Koepang vergeten, misschien ook omdat men op
K o tti toch geen kokos-olie bekomen kan. Ik moCst mij dns
behelpen met de spermactitie—kaarsen, die ik gelukkig had mede-
genomen. Het vertrekje was overigens met een oud tafeltje en
een’ ouden stoel prächtig gemeubleerd, en geheel ingerigt om
het bezoek te ontvangen van den Kapitein van lief bovenge-
noemde S y d n isch e schip, die mijne hulp kwam inroepen om
zijn Engelsch aan de Eottische handelaars te vertolken, en
wederkeerig hun Maleisch aan hem over te brengen (1). Zelfs
moest dit vertrekje dienen om er eenige kinderen te doopen,
en Christelijk onderwijs te geven, en een’ Bottisch’ Christen,
die naar den rang van Goeroe dong, voor dien rang te exa-
mineren. Ja dit vertrekje was eindelijk ook mijn zieken-zaal
of hospitaal, waarin ik met eenige inlandsche kruiden, die de
N jo ra en nog eene van Koepang afkomstige N jo n ja -S e r a n i
(Christen-Mevrouw) voor mij hadden gereed gemaakt, de knie-
wond cureerde, die ik dadelijk bij mijne komst aan de ommuring
of borstwering van het vorstelijk verblijf ontvangen had. Toen
ik namelijk in de nabijheid van het dorp genaderd was, werd
mijn ongedresseerd Kottisch paard door het zien en hooren der
talrijke juichende en jubelende menschen, die mij inwachtten,
zoo schuw en wild, dat ik hem naauwelijks besturen kon. Het
(1) De Hoofden op T im o r en R o t t i spreken ook Maleisch, doch de overige
inboorlingen alleen de taal des lands, die echter met enkele Javaansche en Maleische
woorden vermengd is. De inlandsche Christenen verstaan natunrlijk ook het Maleisch,
hetwelk ze vroeger op de scholen der zendeling-leeraren geleerd hebben. — In de
landstaal van R o t t i beteekent b.v. L o lle o fM e lo lle »go ed ,m o o i," als: »Toean
d e ik m e l o l l e , ” (M ijn h e er v in d t h e t mooi o f goed). Eenige Rottinezen,
die als matroos varen of gevaren hebben, verstaan eenige Engelsche woorden, die
ze van de w h a le r s geleerd hebben.