
den heer Magistraat g r ü d e l b a c h ter ooren kwarnen, kan ik
met stilzwijgen voorbijgaan, om alleenlijk te vermelden, dat
ik gedureude de dagen van 25 Oktober tot 8 November, -
die ik te Makasser moest doorbrengen om op de partikuliere
stoomboot te wachten, waarmede ik naar Java vertrekken
moest, — eene Receptie bijwoonde van den koning van Goa,
welke ten huize van den Gouverneur van C e leb e s plaats had,
en waarvan ik reeds op bl. 8 van Deel II gesproken heb, en
voorts dat ik op verzoek van den Kerkeraad eene predikbeurt
voor de toen tijdelijk-herderlooze gemeente van Makasser ver-
vulde en eenige kinderen doopte. Een paar dagen daarna bragt
ik bij den Koning van Goa een bezoek, waarop ik weldra een
tegenbezoek van Z. H. mögt ontvangen, gelijk almede in Deel II
bl. 9 verm^d is.
Inmiddels bragt ik ook nog een afscheidsbezoek aan den heer
h a n s e n , Kommandant van de C e le b e s , en de gezamentlijke
officieren van dezen oorlogsbodem , die weldra op een’ nieuwen
kruistogt tegen de zeeroovers zou wegstoomen. Weinig kon
ik toen denken, dat ik den heer h a n s e n nimmer zou weder-
zien. Een paar maanden later toch kwam hij plotseling te
Soerabaija te overlijden, slechts weinige uren nadat de tijding
bij hem aan boord gebragt werd, dat hem, wegens zijn gedrag
bij het door mij bijgewooude gevecht tegen de zeeroovers te
L o lla k o t ta , de decoratie der Militaire Willemsorde was ten
deel gevallen. (1)
Eindelijk kwam op den 711611 November het uit de M o lu k k o s
verwacht wordende partikuliere stoomschip Makasser, Kapt.
C h e v a l i e r , op de reede van Makasser ten anker, en des
mandeerd door wijlen mijn’ vriend, den Kapitein ter zee DIBBETS, en in station te
M a k a s s e r ,) bijgewoond. De equipage van de M e r a p i gaf toen: »de H e fh e b b e r
van N a t u r a l ia ” en »de R e k r u n t ,” en voldeed het auditorium, waaronder ook
de dames van M a k a s s e r waren, ongemeen.
(1) Deze onderscheiding is ook aan den heer STAR na u ta , le n offlcier op de
C e le b e s , wegens de affaire te L o lla k o t ta toegekend.
anderen daags vertrok ik met dit schip naar J a v a , ten einde
van daar uit het eiland Borneo te bezoeken. Na eene voor-
spoedige reis kwam ik op den 1 1 den te S o e rab a ija , en
vertrok van daar over land naar Batavia. Op den 15*1-11
bereikte ik Toeban, en was in den namiddag van den
lö*1™ te K em b an g , en des avonds te P a t t i, alwaar ik bij
wijlen mijn’ zwager, den toenmaligen Resident van J ap a ra ,
g a i l l a r d , mijne vrouw in goede gezondheid aantrof. Wegens
een mij opgedragen lokaal onderzoek, bleef ik eenige_ dagen te
P a t t i , en vertrok toen, door mijne vrouw vergezeld, op
den 23sten over Samarang naar Kendal. Den 24sten waren
we te P e k a lo n g a n , den 25s1«" te T a g a l, en den 27^»
te C h e r ib o n , van waar we des anderen daags naar Suma-
dang en den 29stel> en 30sten naar B an d on g en Tjanjor
afreisden. Op den Dien December reden we B u ite n z o r g binnen
en hadden den 3den B a ta v ia bereikt, alwaar ik , in
afwachting van het vertrek der naar B o rn e o ’s W e s tk u s t
bestemde stoomboot, tot den 9d™ verblijven moest. Toen
deze datum was aangebroken, ging mijne vrouw ten huize
van een onzer Bataviasche kennissen logeren, en was ik weldra
weder aan boord van denzelfden steamer, waarmede ik van
Makasser gekomen was, namelijk het partikuliere stoomschip
Makasser, hetwelk nu echter een’ anderen kapitein, den heer
Sc h m i d t , tot gezagvoerder had. Ongeveer ten 9 a 10 uien
in den voormiddag stoomden we van de met schepen als over-
dekte reede van B a ta v ia weg, koers zettende naar de met
245,650 zielen bevolkte Kesidentie :
WESTKUST VAN BORNEO.
Alras stoomden we de eilanden S e g a r ie , E d am , E n kh u i-
z en , Alkmaar en Le iden in het gezigt, en des anderen
daags de boven water uitstekende D is c o v e r y -w e s tb a n k ,
D isc o v e r y — oo stb an k en D isco very — R i f , L a v en d e r—
d ro o g te en Mankop aan den ingang van de K a r im a tta -