
koud en huiverig den morgen af. Tegen den ochtend begonnen
wind en regen af te nemen, en ongeveer ten 9 uren bereikte ik
de schoener H a a i, die in een zware deining lag te dobberen.
Intusschen was de wind geheel gaan liggeu, zoodat we, ofschoon
dadelijk zeil gemaakt werd, op de ankerplaats bleven drijven.
Van tijd tot tijd viel er een geweldige bui regen, doch geen
enkel koeltje bragt ze mede. Het doek hing slap längs want
en touwen, en de natte vlag en wimpel waren roerloos tegen
vlaggestok en mast gekleefd. Eindelijk ongeveer ten half 1 ure
verhief zieh een fiksche en günstige breese, en liepen we met
goede vaart naar de rivier van Sambas heen. De Chinesche
zee was nog in hevige beroering, ofschoon de zware regens en
de windstilte van des morgens de woede harer golven merkelijk
bedaard hadden. Van de Tambelan-eilanden ten westen van
ons zagen we niets, en natuurlijk ook niets van de A n am -
b a s - en Natoena-eilanden, (1) die veel verder in de Chinesche
zee gelegen zijn. Hoe meer we de groote zandbank en de
eilandjes P o e lo e - t r a s s ie en P o e lo e -p a jo n g of P o e lo e -
P o n tia n a k voor de rivier van Sambas naderden, zoo hooger
deinden de wateren, die uit de G o lf van Siam en de Chinesche
zee aanrolden, zoodat we meermalen, als het schip juist
den steven in een’ der waterbergen stak, -bij het roer of aan
den stuurstoel staande doornat werden. Weldra zagen we den
ronden heuvel van P em an gk a t, en den vlaggestok van het
fortje, dat er op gebouwd is. Dit fortje draagt den naam van
E o r t -S o r g , en is aldus geheeten naar den Overste s o r g , die
in de jongste door de Chinezen verwekte onlusten ter B orneo’s
W e s tk u st in 1853 en 1854 bij dit fortje sneuvelde en op
den heuveltop begraven ligt. Gelijktijdig zagen we ook den
Kalembau of den anderen ronden heuvel, die tegenover dien
van P em an gk a t lig t, en hadden spoedig de monding der
breede Sambas-rivier, die in het gebergte G o e n o n g -p o n d a u g
ontspringt en tusschen deze twee heuvelen uitstroomt, voor ons.
(1) De berg K a n a i op G r o o t -N a t o e n a of N a tu n a is 3570 voet hoog.
Eenige oogeublikken later waren we over de groote zaudplaat,
en stevenden toen in de rivier, die we nog een klein uur verder
konden iuloopen, en wel tot daar, waar het digte houtgewas den
wind belette in de zeilen te vallen. Hier gingen we ten 4 uren
ten anker, namen het middagmaal, en verkwikten ons door een
bad in den breeden stroorn, w e l k s heldere wateren door geen golfje
beroerd werden , en die zieh in trotsche majesteit tusschen zijne
verwijderde oevers zachtelijk naar zee voortbewoog. Des anderen
daags dreven we verder de rivier in , en bragten hiermede zoo-
vele uren door, als de naar binnen gaande aroes (stroom)
aanhield, en lieten toen bij het kenteren of weder uitgaan van den
stroom het anker vallen. In den morgen van den 3dc“ Jauuaiij,
ten 7 uren, was de Gouvernements b id a r , die mij van Sambas
was toegezonden, aan boord en liet ik mij met dit vaartuigje
rivier—opwaarts naar Sambas roeijen. Ik kon nu den prächtigen
vloed (1 ), waarop de zon, die het gansche land rondom
mij verlichtte, in heldere stralen neerschoot, op mijn gemak
bewonderen. Doorgaans zijn zijne zoomen laag en moerassig,
doch vaak ook ziet men hooger en lager houtgewas, en som-
wijlen eenige terpen, waarop tuinen en ladang s of ta la n g s
zijn aangelegd. Weldra kwam ik ter hoogte van M o ew a ra -
of M o e a r a -k ö tta -b a n g o n , roeide toen de Soba-rivier in ,
een’ tak der Sambas-rivier, en bereikte voorts de plaats, waar
vele zware rotssteenen gedeeltelijk en als in rijen boven water
uitsteken, en waar aan weerszijden aan de oevers drie kruisen
of merken of seinteekenen staan ter aanwijzing van het vaarwater,
(1) Het Rijk van S am b a s heeft meerilere prächtige rivieren, als: de B o em i
in het landschap S e n t im o , de S e la k o n w , de S a b a n g k o uw , de B lita n g
(entspringende uit een Meer in het distrikt van dien naam in het Noorden.) enz.
De B lita n g heeft zwart water en bij hare monding steenkolen-beddingen, en aan
een' harer boventakken warme zwavelbronnen. Aan de rivier Kapoeas ligt een
distrikt, hetwclk mede B lita n g (of B lito n g ) heet, alwaar desgelijks^ steenkolen
»evonden worden. Eenige gondmijnen treft men aan te B l in t ia n g , h e h r a n en
B o ed o ek . In die van B o e d o e k , bij den berg en het Meer van dien naam,
.wonlt ook p la t in a gevonden.