
op reis had medegegeven, en dat de dorpelingen b e d il- s e t a n
(duivels-geweer) noemden, omdat het zoo juist schoot,) teil
lioogste verbaasd waren. Ze gluurden in alle boomen, in alle
takken en onder alle bladeren, en kwainen mij dan stil en
haastig rapport brengen, als ze een’ vogel ontdekt hadden.
Toen we in den passaugrahan teruggekeerd waren en s em i e n
(mijn bedieude) in de groote achtergalerij mijn reislamp ont-
stoken had, ging liij de duiven in den grond graven (tanain)
en liet ze een paar uren onder de aarde blijven, om ze
zacht en maisch te maken. Ten 10 uren stonden ze,
geflankeerd met eenige boven brandend suiker-riet gepofte
(pangang) vischjes ( ik a n -g e b o n g of ik a n -g a b o e s (1 )) ,
gebraden voor ons, en had s e m i e n , trotsch en voldaan als
wijlen v a t e l , alle eer van zijn keuken-talent. Ten elf uren
lag ik op mijn tam p a t - t id o r (ledekant), en hoorde ik het
wachtvolk rondom het huis eenige deuntjes en slaapdeuiitjes
(kid ong of gakoe of gakoean) neurijen, terwijl mijn jonge
reisgenoot nog wat roetjak zat te eten (2).
Des anderen daags (17 Junij) des morgens vroeg reed ik
van P a d a n g -s ib o e so e k af, om mij over S ilo n g k a n g ,
S o e n g i—la s s i , Tanaroeroe en Salawe naar S o lo k te be-
geven, hoofdplaats der meergemelde Afdeeling XIII en IX
k o tta ’ s. De weg loopt tot aan S ilo n g k a n g toe längs een
aantal ontzaggelijke monoliethen en rotsbergen, die er als torens-
(1) De ik a n -g a b o e s (niet te verwarren met de ik a n - g a g .o e , een katyisch,
of de ik a n - g a b o e r ,) is een siechte visch-soört, misschien zoo geheeten naar
het k a j o e - g a b o e s , een soort van kurkboom of kurkachtig en sponsachtig hout,
hetwelk men vaak ook tot t a l i - a p i (vuurtonw) bezigt om de sigaar aan te steken.
Het gewone t a l i - a p i maken de inlanders van den gedroogden buitensehors der
klappernoot.
(2) De r o e t ja k , voor de inlanders een godenspijs en het ideaal van lekkernij,
wordt gemaakt van onrijpe of zure g e n d r ia , t j e rm e h , m a n g a ’s en andere
vruchten, en bereid met s o ija of k e t j a p , spaansche peper (tjabe) en sap van
lemmetjes of kleine oitroen-appelen. Alles zeer p ed ä s of heet en prlkkelend, en
met la n k was (een’ wortel) nog prikkelender gemaakt.
hooge kasteelen uitzien, en kronkelt aanhoudend dan eens ter
regter- en dan weder ter linkerzijde längs de ondiepe doch
snel-stroomende en breede rivier (batang) A lo ä ta n , die ik
zestienmalen moest doorwaden. Het oord is hier zoo majestueus
en romantisch, dat ik mij niet aan eene beschrijving er van
wa.cren durf. Alles is wild en trotsch en verheven, en de gewrochten
der natuur vertoonen zieh in eene kracht en stoutheid,
die den kreet van bewondering te gelijk tot een’ kreet van ont-
zetting eil ontroering maakt. Steengevaarten op steengevaarten,
en trachytmassa’s op trachytmassa’s verheffen zieh in ordelooze
orde en overal rondom den reiziger, dan eens ter hoogte van
honderden, en dan weder ter hoogte van duizenden voeten
boven hem, dan eens kaal en schilferig (goerap) en verweerd,
en dan weder gekroond met hoog en zwaar geboomte, dan eens
met afgesprongen en vlakke wanden, zwart en poreus en vochtig,
als oude ridder-sloten en reuzen-forten of als verlaten vestingen
van vroeger eeuwen, en dan weder met spitse of afgeronde
toppen en begroeid met mos en bergbloemen en a n g r ek ’s of
varen, als de p a k o e -h a d ji (eigenlijk priester- of pelgrims-
varen), de pandan en anderen. De A lo a ta n , dan eens brüllende
en spattende en schuimende en stuivende over groote
steenklompen en dan weder murmelende over kiezelzand, baant
zieh door al die gevaarten, die ze zeker in den loop der
eeuwen heeft doorgeknaagd en afgebrokkeld, rüstig en kronkelend
hären weg, en lekt in wilden stroom de voeten der kolossen,
die zieh in hare wateren spiegelen. Op sommige punten waren
de waadplaatsen in de rivier zoo diep, dat de koelie’s met de
bagaadje op het hoofd tot onder de armen en de paarden bijna
ter halver lijf te water gingen. De rossen rilden door de kracht
van den stroom, en konden in het midden er van de regte
lijn niet houden, maar zakten zoo ver af dat ze, aan den
overkant gekomen, een’ grooten boog op lialven cirkel beschre-
ven hadden; doch de koelie’s stapten in 6ene rij naast elkander,
en elkander aan de hand vattende en op deze wijze elkander
ondersteunende, vlug en flink door de batang heen. Ik sloeg