
Des middags ten 4 uren was ik te B lie n jo e , alwaar de
heer Administrateur v o n f a b e r , sedert overleden, mij guile
gastvrijlieid bood.
De p an k a l—B lien jo e ligt juist aan de B lien jo e -r iv ie r , die
ik was opgevaren, en wordt ten noorden door de Chinesche zee
bespoeld. Ze is eene groote door eene Benting beschermde
plaats, met eene groote inlandsche kampong en passer, en eene
groote Chinesche wijk, waarin een Chinesche tem p e l of k lin -
ting, op Banka gewoonlijk te ip ek k o n g geheeten, prijkt. Zoo-
danige te ip ek k o n g ’s vindt men op Banka overal, waar Chi-
nezen wonen, en ook bij elke p a r it of tinmijn worden ze,
als huis-altaren, in de nabijheid van het k o n g s i-h u is
(ro em a -k o n g si) of het hnis der associatie van de leden
eener tinmijn aangetrofl'en. Onder de Chinesche huizen te
B lie n jo e , waarvan er eenigen, even als te M u n tok , van
leem gebouwd zijn, munt het hnis van den Luitenant-Chinees
t j o a—g o a n h in , door grootte en netheid uit. Op de inlandsche
passer zag ik, onder anderen, gedroogd herten-vleesch of wilde-
zwijnen-vleesch (d in d in g ), tjo e of Chinesche arak, k o eb ie s
(een soort van kool), k la d i, lobak en enkele andere inlandsche
groenten, gedroogde visch, kokosnoten, m anga’s , en de
reusaclitige doerian en nanka, welke in 8 parten, zoo als
gewoonlijk, gesneden en verkocht worden, en verder eenige
risten of s is ie r -p is a n g (eigenlijk pisang—kammen). Onder
de passer—gangers waren er enkelen, die de Vlekziekte hadden,
of die ziekte, welke k e sa k ita n—pannoe of k e s a k it a n -
kerbb op Java geheeten wordt, en waarvan ik op bl. 159
reeds gesproken heb. De inlanders op Java beweren, dat men
deze ziekte opdoet door het eten van het vleesch van gevlekte
karbouwen, doch, dewijl er op Banka geen karbouwen zijn,
zoo moet deze ziekte aldaar wel eene andere oorzaak heb-
ben. Ook zag ik er inlanders, die de Cascado hadden,
waarvan ik op bl. 158 sprak. Deze schubachtige of zemel-
achtige huidziekte, in de Molukkos | cascado ” geheeten,
draagt op Banka den naam van // gad oes.” Die het meest
aan deze ziekte lijden, behooren tot de bovenvermelde zooge-
naamde o r a n g - la u t of o r a n g -s ek a , d. i. »bewoners der z e e /’
of //zee-menschen.” En van deze z e e -m e n s c h e n zegt de heer
l a n g e , dat ze afkomstig zijn van de R a ja t’s van Celebes
(ook o r a n g - la u t , o r a n g -B a d jo s of P rajen de rs geheeten),
voormalige zeeroovers; - dat ze oorspronkelijke onderdanen van
Djohor zijn; - dat ze zieh op de kusten van B an k a , B i l lito
n en omliggende eilanden voortdurend ophouden; - dat ze
nooit op het land wonen, maar (even als de Wadjorezen op
Celebes), op hunne met k a d ja n g -matten overdekte praauw'en,
waarin zieh ook hun gansche huisgezin bevindt, leven, en dat gewoonlijk
8 a 10 zoodanige praauwen als eene vloot bij elkander
blijven en als het v'are een waterdorp vormen; - dat ze 200
p a -k a d j a n g - a n ’s d.i. met kadjang gedekte praauwen bezitten,
en zieh met a g a r -a g a r , rijst of sago, enz. voeden; - en eindelijfe
dat ze stoute en bekwame zeelieden zijn, van een raw en grof
voorkomen, en dat ze dikwdjls in de Klab at-b aai en de
ICoerouw-rivier op Banka, en te B la n to e , Siajak en
Tjeroetjoep op B i l l i t o n , aan den wal gaan, om eenige le-
vensbehoeften tegen visch of zeewier in te ruilen of hunne
praauwen te herstellen.
Met wijlen mijn’ gastheer te B lie n jo e bezocht ik in den
vroegen morgen van den 18 of 1 9 dc" het liefelijke T a n jo n g -
M a n t o n g ,; dat ik bij het oversteken der K la b ä t -b a a i reeds
uit de verte gezien had. De dampkring was vochtig en broeijend
en de zon scheen fei en heet, de gewone voorboden in den Indischen
Archipel van een naderend onweder, dat dan ook niet
lang daarna van uit het Lampongsche gebergte op Sumatra
over Straat —Banka trok en boven Banka scheen te willen
uitbarsten. Nog tans stegen we te paard, en hadden weldra,
längs een’ breeden en belommerden weg, den geringen afstand
van slechts een groot uur gaans afgelegd. T a n jo n g -M a n to n g
is een hooge klipachtige vooruitspringende hoek of kaap, waarop
eenige Gouvernements-pakhuizen of magazijnen staan, terwijl op