
150 BENKOKLEN.
not:(-11 naar den zolder, droogzolder gelieeten, gebragt weiden (1),
om ze na beboorlijke drooging van de buitenste schaal te ont-
doen. Met deze laatste bewerking belastteil zieh gewoonlijk de
uichten of de helpende vrouwen, welke met een stuk hout
zachtelijk op den hard—geworden bolster klopten, totdat deze
in stukken brak, doch niet, dan nadat ze eerst noot voor noot
in de handeu genomen en gesellud hadden, teu einde aan het
rammelen der in den bolster ingedroogde of ingekrompen noot of
kern te hooren, of deze zieh genoegzaam van de bnitenschors
had losgemaakt. Die noten, welke niet rammelden, waren
blijkbaar nog niet droog genoeg, en werden dus ook niet los-
geklopt, - ook niet, omdat in dit geval de kern door het
slaan zou gekneusd worden, hetgeen (volgens zeggen der Itaden-
ayoe) zwarte vlekken (kelaboe) zou veroorzaken, en bovendien
ten gevolge hebben dat de noten, nn niet langer in hare schaal
besloten en dus in de buitenlucht verder moetende opdroogen,
op hare spiegelgladde oppervlakte die ongewenschte rimpels
(kr ipoe ) zouden bekomen, welke hare waarde in den handel
verminderen, evenzeer als de g ek n eu sd e en g e v le k t e noten
verre bij de g a v e en zu iv e r e noten achterstaan, gelijk de
gebroken (pitja) noten zelfs tot niets anders dienstig zijn dan
om er de bekende Notenzeep van te fabriceren. De R a d e n -
A y o e , voor wie de notenmuskaat-kultuur eigenlijk meer eene
liefhebberij of fantasie-kultuur was, zorgde wel, dat al hare
boewa—pala (2) of notenmuskaat-vruchten gaaf en ongeschon-
den en ongerimpeld waren, en dat ook hare foelie niet gebroken
of to t . stof vergruisd werd. Het sorteren van de noten
voor de in den handel bekende 5 soorten of kwaliteiten, en
van de foelie voor de almede bekende 3 soorten of kwaliteiworden.
Gewoonlijk bezigt men voor deze vureu a ran g of houtskool, en op B an d a
vcelal de schillen der vrucht-pitten van den Kanarie-boom, die aldaar tot schutboom
in de notenmuskaat-perken dient.
(1) Bij de Lands-specerij-tuinen zijn zoogenaarnde D ro o g -k om b u iz e n gebouwd,
waarvan hooger reeds gewaagd is, of Droogbokken.
(2) P a la beteekent: bru in . B o ew a -p a la is dus eigenlijk: b r u in e v ru ch t.
BENKOELEN.
ten, behoefde dus ook bij haar bijna geen plaats te hebben,
tenzij alleen met opzigt tot die enkele noten, welke onrijp
(mantali) of halfrijp (maugkal) waren afgewaaid, of die, ge-
heel rijp of overrijp (bonjö), door het van-zelfs-afvallen gekneusd
of beschadigd waren. Van deze laatsten maakte ze
heerlijke confituur (manisan).
Wat aangaat de als anti-rheumatisch geroemde N o t e n z e e p ,
hiermede liet zieh de R a d e n -A y o e niet in, - ten minste heb
ik haar met het fabriekaat hier van niet bezig gezien, waarscliijn-
lijk ook daarom niet, omdat gebroken of vergruisde noten bij
haar eene zeldzaamheid waren, of ook, omdat ze geen lust had
in den arbeid, die tot het fijnstampen (pirie) dier gebroken
noten, het ziften, en het gedurende 4 a 6 uren aan den
stoom van kokend water blootstellen van het gestampte gruis,
vereischt wordt, en evenmin in den last om (zoo als de manier
medebrengt) het doorweekte gruis of de notenstof, in een’ zak
besloten, tusschen de peis te brengen, ten einde de oliedeelen
in opzettelijk geplaatste schaaltjes of bakjes (gewoonlijk van
pisang-bladeren vevaardigd) te laten nederdruppen.
Betreffende de jonge notenmuskaat-plantjes m ali- bassa s
tuin zij aangemerkt, dat deze pas van eene kweekbedding waren
overgeplant, en dus ongeveer 2 jaren oud en ruim 3 voeten
lioog waren. Ze werden nu nog belommerd door de bladeren
van* pisang-struiken en jonge waroe-boompjes, die gewoonlijk
na verloop van 4 jaren worden weggekapt, omdat het noten-
muskaat-plantje dan voor eenigen tijd of eemge jaren geen
dadelijk lommer (tedoh of b a jan g of lin d o n g ) meer schijnt
noodig te hebben. Telkens zag ik de kinderen van mijn gast-
heer bezig met het t ja b o e t - r om p o t of k o r r e k - r om p o t,
d. i. het uittrekken van gras, onkruid of rankjes van klimop,
die bij den jongen stam uitschoten, - of met het wegnemen
van de slijk of modder (lo em po e r), die soms een a n i-a n i of
ra ijap of witte mier, of een kranga (groote roode mier) m den
vorm van een’ loopgraaf tegen den stam hadden aangekleefd, -
of met het zuiveren van het spinrag of rupsen-weefsel, dat om