
haar gevolg binnentrad en volgens de etiquette, of ten teeken
van vorstelijke voornaamheid en hoogheid, op deze vrouwen
leunde. Toen ze alien naar lands gebruik, en met hare be-
dienden achter zieh of buiten de balustrade der galerij, in
twee rijen plat op den grond gezeten waren, en de sa ron g ’s
en s lin d a n g ’s verschikt en verplooid en vertrokken, en nog
eens verschikt en verplooid en vertrokken hadden, en men de
thee en k w e e -kw e e gepresenteerd had, ging mijue vrouw de
lange dubbelde rij door en sprak met elke der dames eenige
woorden over hare kinderen, - over de stof barer sarong’s en
de franje en het gouddraad der slendang’s , - over hare ringen
en zware soebang’s of oorversierselen (1), - over hare bloote
voeten, waarmede ze zoo zonder pijn of hinder over het puntige
en gruisachtige p a ssie r (rivier- of grindsteentjes) liepen, -
over de kleurstof banjon of b eb an jon , waarmede ze soms
de lippen zwart-verwen, enz. enz. Daarna namen de dames
uit de handen harer gehurkte (bedjonko) bedienden, die de
gouden sirie-doozen openhielden, een sepah-pruimpje, en staken
dit in den met glinsterende en gelijk-afgeslepene gitzwarte
tanden bezetten mond, doch de prinses nam de sirie-doos van
eene harer staatdames over, en kwam er mede naar mijne
vrouw om haar een sepah aan te bieden! Deze begon te
lagchen en zeide, dat ze nog nimmer zulk een pruimpje gekaauwd
had, en het haar zeker niet zou smaken, - en de p o e tr i
nam toen hare sepah almede lagchende in den mond en zeide:
z/kami mentahoe ito e , hanja kami soeka membri hormat
kapada N jo n ja ,” (ik weet het, maar ik wilde Mevrouw eer
bewijzen.) De antwoorden der dames toonden overigens groote
verlegenheid, want Mevrouw d u ym a e r v a n t w i s t en mijne
vrouw waren de eenigste blanke vrouwen, (zeiden ze) die ze
(I) De oorgaten der vrouwen hebben soms een' duim diameter, en zijn öf ledig,
of met opgerolde bladeren of ronde stukjes hont opgevuld, wanneer ze niet fecstciijk
nitgedoscht zijn. De notabele vrouwen hebben vaak aan de pink of k a lin g k in g
een’ gouden spijker van 2 duim lengte, die aan den ring vastzit en ten teeken
strekt van rijkdom en weelde.
ooit gezien hadden. Ook met de Hoofden, die mede ter receptie
waren, scheen dit eenigzins het geval te zijn, want ze bleven
mijne vrouw sprakeloos aanstaren, en een hunner zeide tot de
heeren van ons gezelschap: // hebben alle Hollandsche dames
k o e lie t -p o e t j e t (bleek vel) en s e p e r ti aijer—mauwer (als
rozen) op de wangen?” — Sommige Hoofden hadden een of
meer gouden tänden in den mond, ten teeken van rijkdom en
grootheid, en den tja n g g e i of langen nagel aan de pink.
Des anderen daags (3 April) verlieten ons de heeren van
P a ija -k om b o , en vertrokken we naar B a to e -sa n g k a r of F o r t
van der C ap e llen , hoofdplaats der Afdeeling Tanadatar
of XX kotta’s , en op een’ afstand van 2 etapes of 20 palen
van B o e a -p a n ja n g gelegen. We deden dezen togt per b en d i,
welk rijdtuig de heer d e b r u i n , Kontroleur l e klasse der Afdeeling
XII k o tta ’s (hoofdplaats S id jo en d jo en g ) ons vriende-
lijk had toegezonden, terwijl de heer c l e e r e n s ons in zijne
ben di vergezelde. De beide paarden, waarmede ons rijdtuig
was bespannen, waren zoo vurig, dat ze niet alleen onmiddellijk
in sterken galop (tjo n g -k la n g ) wegijlden, maar ook, al slaande
en schoppende (tendang) en elkander bijtende op hol gingen,
en de angst mijner vrouw mij bewoog om de hollende viervoeters
bij de eerste kampong de beste (ik meen te Panean) tegen een
dijkje of aarden wal (benting) te laten loopen, waar ze plot-
seling tot bedaren kwamen. . Hier wachtten we nu den heer
c l e e r e n s in , die ver achtergebleven was, en verwisselden met
hem van rijdtuig, daar mijne vrouw niet weder achter dat wilde
span zitten wilde. De brdfede rijweg werd allengs smaller, en
kronkelde zieh soms längs den steilen voet van eenige heuvelen,
en, digt bij de kampong T ig a - ja n k o , längs eene breede doch
ondiepe rivier, welke we ter hoogte van deze kampong door
middel eener lange met een kap van bamboe en atap overdekte
brug passeerden. Van toen af slingerde de route aanhoudend en
in duizend bogten en kronkelingen over de hooge heuvelen en
door de diepe dalen van het Sembal an-gebergte, en kort