
tenvijl er 8 op belijdenis werden aangenomen, die zieh, van
mijne komst onderrigt, hiertoe bekwaamd hadden, en waarvan
er 2 ook gedoopt werden. De meester gaf nog taliter qualiter
onderwijs aan 15 kinderen, eu verzamelde meermalen des zon-
dags de Christenen in het vervallen kerklokaal.
Op den 8stel* September stond ik juist gereed om naar L o lle
te gaan, welk dorp ongeveer 6 palen van Baa ligt, toen de
gewezen meester en zijne N jo r a met de gewezen schoolkinde-
ren en een groot aantal ingezetenen, vooral vrouwen en be-
jaarde mannen, van L o lle te Baa aankwamen. Op het erf
van mijn logies in rijen geschaard, hieven de kinderen, ten
getale van 1 0 7 , waaronder reeds meisjes van 16 | 17 jaren
waren, een gezang aan en namen op de banken onder het
huis van den Badja van Baa plaats, alwaar het onderzoek
vervolgens gehouden werd. Ook dit examen was günstig te
noeinen, met uitzondering van liet sehrijven, waarvan de proe-
ven niet al te best waren. Trouwens de schrijfkunst was
sedert 1851 niet meer beoefend, daar de zendelingleeraren, bij
bet verlaten van B o t t i , papier, pennen, leijen, griffeis, en
schoolboeken hadden ingepakt en naar K o ep an g in bewaring
gezonden. De ex-scholieren, die zieh in het lezen bleven
oefenen door middel der Maleische Nieuwe Testamenten hunner
ouders, hadden dus geen gelegenheid gehad om het sehrijven
te onderhouden.
Het examen geeindigd zijude, deed ik onderzoek naar de
belangen der Loliesche Christen-gemeente, die thans, met uitzondering
altijd der vele Lollesche strijders, die naar T im o r
wajen afgereisd, in massa of en corps te Baa verzameld was.
Ze telt 185 zielen, waaronder 13 ledematen. Van hare kinderen
doopte ik er 4 6 , welke plegtigheid op den 13den in de L od jie
te Baa aan het strand plaats had. Na afgelegde belijdenis
werden daar ook 12 volwassenen der gemeente van L o lle
almede op den 13de" aangenomen en gedoopt. De meester van
L o lle gaf aan eemgen zijner ex-seholieren nog onderwijs, doch
TIMOK.
alleen voor zooveel hem de tijd toeliet, daar hij, even als al
de meesters van B o t t i, sedert de opheffing der scholen in
1851 en het daarmede verbonden ontslag der onderwijzers en
de intrekking hunner bezolding, op eene andere wijze in zijn
bes taan moest voorzien.
Op den 9 September reed ik naar de kleine negorij L e la in ,
alwaar de inlandsche Christen-gemeente slechts 30 zielen telt
(waaronder geen ledematen zijn), benevens 24 kinderen. In
het voormalig schoolgebouw verzamelde ik 19 ex-scholieren.
De gewezen meester was naar elders vertrokken om een middel..
van bestaan te vinden. Voorloopig, en onder nadere goed-
keuring der Sub—kommissie van onderwijs te K o ep an g , stelde
ik den door mij te Baa geexamineerden onderwijzer van den
gden rang a]s g o e r o e -p e n o e lo n g (hulpmeester of kweeke-
ling) bij de school van L e la in aan. Hij zou echter te Baa
blijven wonen en dagelijks L e la in bezoeken, welke plaats
slechts 14 ä 2 palen van Baa ligt. Het kerkje, tevens
schoollokaal, van L e la in was in groot verval, maar toch nog
hruikbaar.
Op den volgenden dag (10 Sept.) vertrok ik , vergezeld van
den Posthouder of Kommandant en vele mannen, te paard naar
Termano, welke plaats 9 palen van Baa ligt. Ik passeerde
de Lodjie aan het strand weder, en bevond mij weldra op het
slingerende en kronkelende voetpad, dat, op körten afstand
van de zee längs het strand voortloopende, naar Termano
leidt. De weg is overal bezaaid met kalksteen—hrokken en
klipsteen—massa’s , die op vele plekken puntig en scherp boven
den beganen grond uitsteken, zoodat ze de passage voor paar-
den zoowel als voor voetgangers uiterst bezwaarlijk maken.
Verreweg de meesten dezer steenklompen zien er verbrand en
zwart uit, alsof ze pas onlangs door eene verhefling van den
bodem uit den afgrond zijn opgewerkt. Nogtans groeijen
er overal tusschen de steenen lo n ta r - en k ok o s— en ga-
w an g - en andere palmen, en velerlei hoog en laag geboomte,
hetwelk vaak bevallige groepen formeert en het door-
31