
rondloopen. De onderlinge kommunikatie der bewoners van dit
lager gedeelte der stad geschiedt dan ook over bamboezen, d ie ,
even als bruggen of steigers, op jukken (k o e d a -k o e d a ) naast
elkauder liggen, terwijl in bet andere gedeelte der stad, hetwelk
verder van den oever verwijderd ligt en waar de grond liooger
is , de huizen op de gewone wijze gebonwd zijn en de wegen
en voetpaden geen’ last van liet water lijden.
Voor den vreemdeling maken de r a k i t ’s en de b id a r ’s te
P a lem b a n g altijd de zonderlingste en meest-verrassende ver-
tooning, en onze bijna dagelijks tegen het avonduur herhaalde
toertjes op de M o e s s ie gaven ons vaak gelegenlieid om er onze
aàndacht op te vestigen. De b id a r ’s toch schieten zoo snel
door liet. wrater en kruiseu elkander in zoo grooten getale, dat
men telkens een ongeluk moet duchten en toch zelden van een
ongeluk hoort. Maar vooral trekken de kleinste b id a r ’s de
opmerkzaamheid, die alleen voor de P y gm e e n der Ouden of
de L i l l i p n t t e r s van gulliver of voor klein-duimpje of
tom- pouce geschikt schijnen. Deze b id a r t j e s zijn niet zoo laug
als de d jo e k o n ’s of uitgeholde boomstammen op J a v a of
als de B l a t t a ’s op M e n a d o , maar breeder dan deze, en toch
even rank en even ligt-kantelbaar. Het zijn wäre miniatuur-
praauwtjes, en soms zoo klein, dat de vergelijking met kinder-
speelgoed of met een’ notendop niet ongepast zon wezen. Denk
u ovale of langwerpig-ronde waschtobben, welker boorden vaak
geen’ duim boven het water uitsteken, wanneer ze met g o e -
r am i , J a c o b - E v e r s of k r a p o e , k a k a p , i k a n - p a r i of-rog,
p am p e l of b aw a l, m a r r a n g of b rom a n g (leervisch), aal
o e lin g ) of andere visschen, of met zwarte of witte rijst,
vruchten en groenten of andere artikelen beladen zijn. Slechts
voor een’ enkel persoon is er plaats i n , en die persoon,
man of vrouw , heeft een’ s o m b r è r o of ronden hoed van
k a d j a n g -b la d e re n , zoo groot als een zonnescherm, op het
hoofd, en houdt een enkele lange p e n g a jo e of roeispaan met
twee bladen of lepels in de hand, waarmede hij, plat op den
bodem zittende, zijn schuitje dan eens ter regier- en dan eens
ter linker-zijde met onnavolgbare snelheid en juistheid voort-
beweeo't, en het door honderd vaartuigen heenstuurt, zonder
er één te rak e n ! De minste aanraking toch met een andere
b i d a r , de geringste stoot zon het ranke en platte hnlkje doen
omslaan, en zelfs de minste beweging van den b a r c a r o l of
roeijer, de minste overhelling van zijn ligchaam naar het
regter— of linker—boord, zou het doen kantelen! Het zwaarte—
punt moet volstrekt en juist in het midden blijven, om het
evenwigt te bewaren. Zelfs het u it- en instappen in de groo-
tere bidar’s moet voorzigtiglijk geschieden, om het kantelen te
voorkomen. Die bij het instappen zijn’ voet niet in het midden
van het vaartuig z e t, of bij liet uitstappen wat digt aan
het boord k om t, zou het kunnen doen omslaan. De heer
d e BiiAAUW maakte ons telkens hierop opmerkzaam, en toch bragt
ik , in spijt zijner herhaalde waarschuwing, onze bidar menigmaal
in gevaar van kantelen. M el is waar, zijn de zoogenaamde
vlerkpraauwen in de M o lu k k o s en sommige visscherspraauwen
in S t r a a t -S u n d a en elders, ook zeer smal en rank, doch ze
kunnen niet kantelen, dewijl er dwars over het hulkje heen twee
lange bamboezen liggen, die, één vocir en één achter, stevig
aan het vaartuig zijn vastgebonden, en aan welker beide uit-
eindeu, ter regter- en ter linkerzijde der praauw en op onge-
veer 3 a 4 voet afstands van het boord, één of meer dikke
bamboezen bevestigd z ijn , die de beide dwars-bamboezen verbinden
e n o p het water rusten. Deze bamboezen, sai ja p of
vlerken geheeten (van waar de naam vlerkpraauw), bewaren altijd
het evenwigt der praauw, en wel in die mate, dat deze een
hoog en breed k a r o n g—zeil voeren en zelfs veel wind in dit
zeil verdragem kan. Zelfs hebben sommige vlerkpraauwen slechts
één v le rk , doch deze is dan van veel zwaarder konstruktie en
steekt ook verder over het water uit. Somwijlen ook, b. v. in
S t r a a t -M a d u r a , ziet men zeer kleine en smalle praauwtjes
(een soort¡ van gieken) zonder vlerken, met harden wind en
hoog en breed zeil in to p , de Straat oversteken en er een