
wel gewaagd geweest zijn om onze sclieepsvaten er mede te
vullen, daar het stroompje welligt op eene of andere wijze
door de zeeroovers kon vergiftigd of bedorven zijn.
Kort daarna vverd de ' westzijde der baai door 7 van onze
gewapende booten scherp onderzocht, en ook landwaarts in
eene verkenning gedaan, doch tegen den avoud kwarnen ze
terug zonder een levend wezen ontdekt te liebben.
Des anderen daags (22 Okt.) gingen we ten 6 uren in den
morgen met beider weder en Z.Z.O. wind onder stoom. Het
eiland B ien d ja werd nu op J mijl afstands gerond (zoo als
de zeelieden zeggen). Aan de Z.O. kust zagen we weldra weder
eene baai, en kort daarop ook eene aan de Z.W. kust. Voor
beide baaijen lagen vele en uitgestrekte reven boven water.
Tegen 8 uren zagen we aan de Z. W. kust van ß ie u d ja een
derde baai en nog eene vierde baai aan de Z.O. kust, beiden
met vele droogliggende reven voor den ingang. Daarop stuur-
den we op Komodo (1) aan, zagen S ch o o rsteen-eilaud , de
zoogenaamde L in k e r - t a n s in g - t o r e n t j e s , N o e s s a -T o d o en
de M ä ta -S e ta n (duivels-oogen), en stuurden S t r a a t-S a p i in.
In deze Straat zagen we den G o e n o n g -L am b o e , de piek
van G ilib a n t a , G o e n o n g -A p i en de W.O. kust van
Sumbawa (2).
Op den 23 Oktober stoomden we naar de baai van Bima
terug, dewijl de Celebes en de K in sb e r g en te Makasser
steenkolen moesten innemen, ten einde den kruistogt in andere
streken te kunnen voortzetten. Ten 7 uren in den oclitend
ankerdon we buiten de baai bij B a t o e -p o e t i (witte steenen),
alwaar we des middags ten 2 ure door bet slippen van het
(1) Tusschen Komodo en G ilib a n ta ligt S t r a a t -K om o d o , in welker raidden
een kliprif uitsteekt.
(2) Op nevensgaand Kaartje van de kust van M a n g a r e i is de kruistogt, dien
ik heb medegemaakt, afgeteekend. Ook dit kaartje heb ik aan den heer VAN GOENS
te danken.
■
n