
of wit of rood bloemwerk aan de randen. Deze sarong gelijkt eenig-
zins op een stuk tapijt, en wordt met een koord vastgebonden (1).
Hunne ongeregeld aangebouwde en door elkander verspreide
huisjes zien er uit als bijenkorven of suikerbrooden, of liever nog
als hooischelven of hooihoopen op een weiland, en hebben noch
vensters, noch deuren, noch schoorsteen. He ingang is een gat
hetwelk zoo laag bij den grond is, dat de bewoner er kruipende in_
en uitgaan moet. Hoor dit gat gaat ook de rook der haardstede
naar buiten. Het dak van bebak-bladeren of van andere palm-
soorten hangt tot op den grond toe neder. Alleen de Vorsten,
die in de oogen des volks onsehendbaar zijn en voor zonen
der zon gehouden worden, bewonen huizen, die met g em o e to e
of id jo e gedekt zijn. Bondom de liuisjes ziet men hagen van
kruiselings-gestoken bamboestaken of muurtjes van .los-opgesta-
pelden kalk- of koraal-steen, Het huisraad bestaat uit eenige aarden
potten en pannen, een weefgetouw, een p a r a n g , een mes, en
eenige t ik a r s (matjes) en manden van lontar-bladeren, en
een geweer. Het dagelijksch voedsel is d ja g on g en opge-
droogde toeak. Bijst en varkensvleesch wordt alleen bij feesten
en begrafenissen gegeten, doch voor de Yorsten is dit
de gewone hoofdschotel. Paardenvleesch wordt als een lekkernij
beschouwd, gelijk op S o lo r gedroogde walvisch, en op Savoe
het vleesch van zwarte honden. Het volkskarakter is goedaardig
en zacht. De reiziger behoeft niet voor dieven of roovers te
vreezen, en het koppen-snellen heeft alleen in den oorlog plaats.
Onreinlieid en onzindelijkheid is een hoofdtrek bij mannen en
vrouwen, zoowel wat hunne huisjes, als hunne ligchamen en kleeding
betreft. De mannen dragen ringen van zilver of hoorn of
ivoor om de armen, en hebben, als ze uitgaan, over den linker-
schouder een’ reiszak, aan welks koorden alweder ringen van
hoorn, ivoor en zilver hangen. In dien reiszak is alles
wat ze op den togt noodig hebben, als: een lepel van hoorn,
een klein spiegeltje, en verscheidene sierlijk-uitgesneden en ge-
(1) De Solorezen dragen kleedjea van g in g a n g .
schilderde kokertjes van kalebas of bamboe, en doosjes van
lo n ta r , waarvan er eenigen met tabak (1) en siri gevuld
zijn, eri anderen met welriekende bladeren om de booze geesten
te bezweren, en met raauwe rijstkorrels, om die als offerande
te strooijen op plaalsen, die gevaarlijk zijn of waar ze eenig
ongeluk duchten kunnen. Zoogenaamde p am a li— huizen staan
in alle heidensche kampongs, en de inlanders beschouwen jeder’
individu, die b.v. uit een’ toeak-boom of sagoboom valt, of eenig
ander ongeluk krijgt, als p am a li of vervloekt en ongenaakbaar,
zoodat hij door niemand mag geholpen worden. Zoo is ook
een schipbreukeling p am a li, en wordt niet gered, al is de
redding mogelijk en gemakkelijk. Spoelt hij ergens aan het
strand, men laat hem liggen, zonder er zieh om te bekreunen,
of er soms nog leven in hem wäre. Het bijgeloof gaat bij de
Timorezen hand aan hand met onzedelijkheid en groote neiging
tot het onmatig drinken van arak.
Door de Bottinezen, — die meenen van het eiland Ceram her-
komstig te zijn, en waarvan er eenigen zieh oorspronkelijke
bewoners van R o tt i en dus to e a n—tan a (landheeren) noemen
en de priesterlijke waardigheid bekleeden, - wordt het lange
haar los längs het hoofd nederhangende gedragen, en de kruin
bedekt met een pet van geitenvel of zeildoek, of meestal van
gevlochten bladeren van den lo n ta r—boom , welker vele lange
uitstekende en omkrullende tippen of punten niet worden af-
gesneden, maar als wapperend sieraad aan het mutsje blijven.
De Rottische vrouwen houden meer van zindelijkheid dan de
Timorsche vrouwen, ,en schikken zieh ook gaarne op. Het
haar dragen ze in een k on d e en steken er bloemen in , en
om den hals hangen ze snoeren van glas—koralen, die ook
kruiselings over den rüg en over de borst gaan. Op den
boezem prijkt bovendien een groot rond en dun gouden plaatje,
(1) De tabak wordt zeer fijn gekorven, hetgeen gewoonlijk door de vrouwen
gesebiedt.
MS i l l P
I I
1
I I
lii a
I I