
Palembangschen Sultan, Soesoe lioenan Ratoe t j a n d i - w a l a n g ,
een kontrakt , waarbij het tin-monopolie aan haar verzekerd werd.
In 1777 werd dit kontrakt vernieuwd, en leverde Banka reeds
eene hoeveelheid van 30,000 pikols tin ten voordeele der
Kompagnie op. Doch toen de Kompagnie acht jaren later,
t. w. in 1 7 8 5 , met de vorsten van L in g a en Riouw in
oorlog geraakte, werd Banka 27 jaren lang, en dus tot aan
1 8 1 2 , het tooneel van allerlei rampen en wederwaardigheden.
De R a ja t s en de I lla n o s c lie en M a g in d a n ä o sch e of
Lanoemsche badjak s of zeeroovers, en de Volkeren van
Riouw en L in g a , deden gedurige rooftogten op Banka’s
kusten, voerden een groot aantal ingezetenen in slavernij weg,
verwoestten het veldgewas, en verklaarden vischnetten, praauwen
en alles wat waarde had, — tot de kleine o em b ing’s (of
werpmandjes om de visschen, die met den vloed naar het strand
komen, te vangen) en de ta d jo e ’s of fiju—gevlocliten draag—
mandjes toe, - voor goeden prijs. Een natuurlijk gevolg hier-
van was hongersnood, armoede en volksverhuizing. Duizenden
Baukanezen, die aan de stranden woonden, zoehten elders een
toevlugtsoord, en de algemeene kinderziekte, welke in 1804
op het eiland uitbrak, sleepte nog vele honderden ten grave,
zoodat de bevolking, die bovendien nog door de Sultans van
P a lem b a n g op allerlei wijze was uitgezogen, in 1812 tot op
de helft verminderd was! In dit jaar ging het eiland aan de
Engelschen, en in 1816 aan Nederland over, doch het keerde
niet eer tot rust en welvaart terug, dan na het jaar 1 8 2 2 , toen
de wreede Palembangsche Sultan b a d a r - o e d i n in ballingschap
naar T e rn a te werd weggevoerd. De onlusten, welke in lateren
tijd, zoo als in 1 8 3 9 , 1842 en 1 8 5 1 , dan eens onder de
inlanders,- door toedoen van zekeren a m i r , zoon van den be-
kenden oproerling D e p a t t i- b a r i n , en dan eens onder de Chi-
nesche mijnwerkers, uitbraken, werden spoedig gedempt.
Gelijk men op de kaart ziet, grenst het S u n da— eiland
Ban ka, of China—B a tta , ten westen en zuidwesten aan
S tr a a t—Banka en de oostkust van S um a tra , ten oosten aan
S tr a a t-G a sp a r , eti ten noordwesten aan S tr a a t-M a la k k a ,
terwijl het teil noorden en noord-oosten door de C h in e s c h e - z e e
en ten zuideu dpor de J a v a - z e e bespoeld wordt. Het wordt
door verscheidene s o e n g i’s of rivieren en riviertjes doorsneden,
als de Kampale, K o e rouw , K a tia k , Gombak, B an tam ,
D ah in , A y e r - itam , G o sso n g , N j e r ie , O lim , S a n k e i,
Rambat, K o t ta -W a r in g ie n , G en a jan g , Badoekan, Kab
ul, Kap o , S la n , Goemba-, N a d o e lo n g , B on k a r , Sem-
b o e la n , A n ten , of A n ta n , P la n n a s, R en d o n g , D je r in g ,
D jad o e, B e la lin , B a to e—ro e ssak , D a to e of D atauw , Pe-
n agan , L ia t, S oeka, B o la u , B o e to n , B o e lo e , Mapor, Boe-
lo e s , A y e r -B o e g ie s , Lajang, Gemoe roe , B a la r , P in a n g ,
Marawang, Manka, B a n k a -K o t ta , Mundo, B ia t, Sem-
b o eb o e r , en Koba, en heeft, behalve de reeds genoemde, nog
eenige andere minder liooge bergen, als de B a to e , B a d ji,
Tappe, Palawang of Am p a ra -p a law an g , G o en o n g -p a n -
ja n g , K lom p o n g , B a r ik a t, G o e g o e s, P o n tja r , T j e n o -
lo n g , Mankoe of Manka, K ck o ek o e s, R eb o , D je ro k ,
Map or, Be sotan, enz.
Aan de noord- en oostkust liggen eenige eilandjes, als:
Mangkoedo, P o n g g o , S im b a n g , B o ed jo e r , P a n ja n g ,
P a s s ir , B o ea r, Telawd, D on k an , Dapor en het groote
Lepar-eiland met de 8 kleinere Lepar-eilanden, en verheilen
zieh eenige kapen, als kaap E n a s, T o t i, B a r ik a t, B ia t,
enz., van meerdere of mindere hoogte.
De bodem van Banka, leest men, is rijk in mineralen, en
brengt, behalve tin, ook ijzererts voort, hetwelk in het gebergte
van P armassan g en te P a k o , B o e k ie t -P a law a n g en Bolar
wordt aangetroffen, en verder lood en koper, terwijl men bij de
S o en g i—Datoe aan den voet van den P an jan g—berg en
bij den Amp ara-p alaw ang ook fijn goud, en elders ook
amber (1) en arsenicum, gevonden heeft. Ook levert het eiland
(I) Van de amber of den barnsteeD wordt gezegd, dat bij een harsachtig overblijfsel
is van een uitgestorven soort van c o n ife r e n of kegeidragende boomen, die weleer